Osiris
(2008)–Dilia Ditters, Soecy Gummels– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| |
[pagina 7]
| |
wang tegen het dikke groene tapijt van korte grasstengels. Tussen de boomtakken en bladeren door turen zijn grote bruine ogen naar de wolkeloze blauwe hemel. Hij knijpt zijn ogen dicht en dan weer open tegen het dansend licht van de zonnestralen. Het knipperen van zijn wimpers doet de gouden strepen uiteenspatten in een caleidoscoop van kleinere flitsen. Hij lacht. Een aanstekelijk, borrelend, geluid dat helder weerklinkt over het grasveld, de open lucht, en het huis waar zijn moeder waakzaam op het balkon zit toe te kijken. | |
[pagina 8]
| |
Zijn lachen ontroert haar iedere dag, telkens weer. En maakt haar tegelijkertijd intens verdrietig.
Wat heeft ze naar zijn komst verlangd. Haar eerste kind. Ze had zijn naam met zoveel zorg uitgezocht. Nee, geen alledaagse naam, niet voor háár kind. Zij was een vrouw die hield van lezen en een gretige hobby maakte van de verhalen uit de mythologie. Osiris, de naam had haar vanaf de eerste keer dat ze hem tegenkwam aangetrokken. De klank ervan tussen haar lippen had haar hart gevuld. | |
[pagina 9]
| |
Osiris was niet alleen een heerser en een god, hij was een opperrechter uit de Egyptische mythologie. Volgens deze verhalen is Osiris de zoon van Geb - god van de aarde, en Noet - godin van de hemel. Osiris was de eerste koning van het Oude Egypte. Hij was een populaire en bijzondere god. In hem waren trekken van allerlei goden verenigd. De mythe van Osiris is het bekendste verhaal uit het Oude Egypte. Het gaat over zijn dood en wederopstanding: een thema dat de dagelijkse cyclus weerspiegelt van het ‘sterven’ van de zon bij zonsondergang en de ‘geboorte’ bij zonsopkomst. | |
[pagina 10]
| |
Hij was de heerser over het Rijk der Doden en stond bekend om zijn rechtvaardigheid. Wanneer een dode bij de troon van Osiris kwam, werd het hart gewogen tegen de Veer van de Waarheid. Als de dode een goed leven had geleid, was het hart lichter dan de Veer en mocht de dode door gaan naar het Jaroeveld, de Egyptische hemel. Maar, als door alle zonden het hart zwaarder was dan de Veer, werd de dode door een monster, de Verslinder, opgegeten. Osiris was niet alleen de god van het koningschap en de levenskracht, hij was ook de geest van de vrucht- | |
[pagina 11]
| |
baarheid van het land. Hij stond als symbool voor de rituelen rond de festivals van het zaai- en oogstfeest van het graan.
En nu ligt hij hier, haar Osiris, vier jaartjes jong, de eerste koning van haar eigen Egypte. Zijn vader is geen god van de aarde. Zijn vader is er niet eens. Niet hier, niet bij hen. Hij kon het leven met hen gewoon niet aan en was op een dag plotseling weggegaan. Hij wilde geen gebrekkig kind. Een kind dat niet net zo volmaakt was, als hij had verwacht. | |
[pagina 12]
| |
En zij, zij is geen godin van de hemel. Zij is maar een moeder, die leeft met het verdriet en de vreugde van haar zoon, haar kind, haar eigen kleine farao. illustratie: Carlo Hermelijn
|
|