| |
| |
| |
[MoiBoi. Mama]
Het is vroeg in de ochtend. Alles is nog donker buiten. Moiboi ligt op zijn bed. Hij heeft zijn blauwe dekentje met witte wolkjes en rode vliegtuigjes over zich heen getrokken.
Hij luistert naar het geluid dat door de muur heen tot hem doordringt.
Mama is ziek. Vorige week heeft hij haar ook al horen overgeven. Ze is vaak moe en ziet er soms zo witjes uit.
| |
| |
| |
| |
Gisteren had mama zich juist weer helemaal goed gevoeld. Ze had zelf met hem in de tuin gestoeid, nadat hij haar had geholpen met kleren wassen. Ze had wel op een stoel gezeten, terwijl ze de kleren uitspoelde in de grote teil omdat het voorover bukken haar duizelig maakte. Hij mocht haar helpen om de kleren in de wring trommel van de wasmachine te doen en hij had ook geholpen om ze op te hangen.
MoiBoi had er plezier in gehad. Hij houdt van de frisse zeepgeur van pas gewassen kleren.
| |
| |
MoiBoi voelt zich akelig koud worden terwijl hij naar de geluiden van mama in de badkamer luistert.
Hij is bang en verdrietig en hij beeft een beetje.
Behalve een klein griepje zo nu en dan, is mama anders nooit echt ziek geweest.
Hij wil niet dat mama ziek is.
Moeders mogen toch niet ziek worden? Hoe moeten ze anders voor hun kinderen zorgen?
De moeder van een vriendje op school was ziek geworden en die had heel lang in het ziekenhuis moeten
| |
| |
blijven. Ze hebben later gezegd dat ze naar de hemel is gegaan.
MoiBoi knijpt zijn ogen heel hard dicht. Hij wil niet dat zijn moeder ziek wordt en naar de hemel gaat.
Op school kan hij zijn gedachten niet bij de les houden. In de pauze zit hij alleen in een hoekje van de klas. Hij gaat niet eens naar buiten om te spelen.
Tjander en Marjoleen komen naar hem toe.
| |
| |
‘MoiBoi, kom spelen, noh? Ik heb een zakje met mooie gele en paarse knikkers,’ zegt Tjander.
MoiBoi trekt zijn schouders op. ‘Nee, ik heb geen zin. Laat me met rust.’
Tjander trekt een lelijk gezicht en kijkt hem boos aan. Dan haalt Tjander
| |
| |
ook zijn schouders op. Die stomme MoiBoi doet al de hele week zo flauw. Hij maakt een lange tjuri en loopt weg.
Marjoleen gaat op de stoel naast MoiBoi zitten. Ze zegt niets. MoiBoi is ook stil. Hij draait zijn gezicht en kijkt de andere kant op.
Marjoleen haalt een half rolletje pepermunt uit haar zak. Ze stopt eentje in haar mond en reikt MoiBoi het rolletje aan. MoiBoi zucht. Hij pakt er eentje uit.
‘Mama was vanmorgen weer ziek. Je kon het door het hele huis horen.’
| |
| |
Zijn stem klinkt heel zacht en trilt een beetje.
‘Misschien moet ze naar de dokter gaan,’ fluistert Marjoleen terug.
‘Dat heeft papa vanmorgen ook gezegd. Hij heeft naar het werk gebeld en vrij genomen. Hij gaat haar naar de dokter brengen.’
‘In de grote vakantie had mijn moeder buikgriep gekregen. Toen had ze ook zoveel overgegeven. De dokter had haar medicijnen gegeven en ze was snel weer beter.’
‘Ja, maar de moeder van Vikash was ziek en is doodgegaan.’
| |
| |
Het is weer stil. MoiBoi bijt de pepermunt stuk. Hij bijt en bijt tot er niets meer overblijft.
Als de bel gaat rent MoiBoi in razende vaart het schoolerf uit. Hij zoekt om zich heen. Zijn moeder staat er niet. Hij kijkt in de verte, maar ziet haar ook niet aankomen. Zijn maagje knijpt angstig samen. Hij hoort een toeter achter zich, dan het geluid van een bekende stem.
‘MoiBoi...joehoe...hier zijn we...’ Het is de stem van mama. Zij zit achter op de brom bij pa. MoiBoi
| |
| |
slaakt een kreet van blijdschap. Hij rent naar ze toe. Ma omhelst hem. Haar helm drukt tegen zijn gezicht.
Hij kijkt haar onderzoekend aan. Ze ziet er nog steeds bleekjes uit. Er zijn donkere halve maantjes onder haar ogen. Maar, er is een stralende lach om haar mond, die haar mooie witte tanden laat zien. Haar ogen schitteren. Ze lijken wel de lichtjes van een kerstboom.
Ma schuift iets naar achteren op het zadel en pa helemaal naar voren. MoiBoi klimt tussen hen in. Hij krijgt een helm op. Ma slaat haar armen om
| |
| |
MoiBoi. MoiBoi heeft zijn armen om de buik van pa. Hij drukt zijn gezicht tegen de rug van pa en voelt de warmte van ma tegen zich aan. Het is alsof de zon door hem stroomt.
| |
| |
MoiBoi zwaait naar Marjoleen, die achter op de fiets van haar moeder zit. Marjoleen steekt haar duim op en zwaait terug.
Wat doet pa nu? Hij gaat de verkeerde richting op. ‘Gaan we niet naar huis?’ vraagt MoiBoi.
‘Jawel,’ zegt ma tegen zijn oor. ‘Maar we gaan eerst een lekkere portie kip met patat bij NasKip halen, met die sappige mais waar jij zo van houdt.’
‘Wat? Zomaar? Heb je lotto gewonnen? vraagt MoiBoi.
| |
| |
‘Nee hoor, maar we zijn wel rijk op een heel speciale manier. We hebben iets te vieren en ik heb nog geen tijd gehad om te koken,’ antwoordt ma.
‘Wat vieren we dan?’
‘Dat vertellen we als we thuis zijn. Even geduld jongeman!’ zegt ma.
‘Vieren we dat je nu niet ziek meer bent, is dat het? Heeft de dokter je al helemaal beter gemaakt?’
MoiBoi voelt hoe de buik van pa schudt van het lachen. Hij hoort de vrolijk klank van de lach van ma in zijn oor. MoiBoi weet niet waarom, maar hij lacht heel hard mee.
| |
| |
Als ze gegeten hebben, vertelt ma over de baby die in haar buik groeit.
MoiBoi kijkt boos. ‘Ik wil die baby niet! Hij maakt je ziek. Hij is stout, stout, stout!’ roept MoiBoi met hoge stem.
‘Ach nee, de baby is helemaal niet stout. Zo was het ook toen jij in mijn buik groeide en jij bent toch mijn lieve MoiBoi?’
‘Heb ik jou ook zo ziek gemaakt? Doet de baby je pijn, ma? Moet je daarom zoveel braken?’
‘Nee gudu, de baby doet mij geen pijn. En ik ben ook niet echt ziek. Ik
| |
| |
ben gewoon zwanger of anders gezegd, in blijde verwachting. Zo noemt men dat als een baby in je buik groeit en je wacht op het kindje om geboren te worden. Het maakt me juist heel gelukkig. Ik moet nu alleen wat extra goed eten en een beetje meer rusten, zodat alles goed gaat met mij en de baby.’ Ma trekt MoiBoi naar zich toe en neemt hem bij haar op schoot.
‘Het overgeven is niets om je zorgen over te maken, dat gebeurt soms gewoon en het is zo weer voorbij. Misschien komt het omdat de
| |
| |
baby zo lekker groeit en soms teveel stoeit, dan wordt het een beetje woelig in mijn buik.’
| |
| |
MoiBoi schatert het uit als ma hem kietelt in z'n zij. Hij springt op, weg van haar plagende vingers.
‘Misschien moet je ook van mijn lekkere cacao drinken, dan wordt jij sterk en krijgt de baby ook power, net als ik,’ zegt MoiBoi. Hij drukt zijn armen en laat zijn power zien.
Pa lacht. Speels, voelt hij de spieren in de armen van MoiBoi.
‘Ja, jij bent onze sterke bigi boi, en als de baby er is ben je een stoere grote broer.’
‘Is de baby een jongen of een meisje? Hoe ziet het eruit? Mag hij bij
| |
| |
mij slapen? We moeten een bedje voor hem kopen en ook zo een toffe vliegtuigjes deken. Als het een meisje is kunnen we een Barbie dekentje kopen, net als van Marjoleen.’
MoiBoi wacht niet op antwoord.
Opgewonden rent hij naar de telefoon.
‘Ik moet Marjoleen bellen. Ik moet haar vertellen dat ik een baby krijg!’
Ma en pa kijken naar elkaar.
Pa geeft ma een zoen.
| |
| |
MoiBoi ziet het en knijpt zijn ogen even dicht. Zo prettig voelt hij zich! Net alsof hij samen met ma en pa in de grote hangmat in de schaduw van de manjaboom ligt.
|
|