| |
Voorstellen.
(Zie letter K: Kennismaken)
| |
Vreemde woorden en uitdrukkingen.
In courant, boek en tijdschrift zoowel als in het dagelijksch gesprek komen wij herhaaldelijk woorden en uitdrukkingen tegen van vreemden oorsprong.
Velen, niet op de hoogte van de juiste beteekenis dezer uitdrukkingen, maken er een totaal verkeerd gebruik van, waardoor niet
| |
| |
zelden de zin van het gesprokene een gansch andere beteekenis krijgt.
Daar de toehoorders er in de meeste gevallen uit wellevendheid het zwijgen toe doen en er het hunne van denken, wil het ons niet overbodig voorkomen hieronder een lijstje van eenige vaak gehoorde en gelezen uitdrukkingen met hun beteekenis te geven.
Adhaesie: instemming (lett. aanklevingskracht der moleculen). |
Adjunct: ondergeschikte helper van een ambtsbekleeder. |
Alimentatiekosten: kosten voor levensonderhoud (lett. voeding). |
Affront: beleediging. |
Alternatief: beurtelings afwisselend. |
Agrarisch: op den landbouw betrekking hebbende. |
Annexeeren: inlijven of toeëigenen. |
Annex: behoorende bij. |
Anoniem: zonder vermelding van naam. |
Analogie: overeenkomst. |
Ambt: openbare betrekking. |
Air: voorkomen, houding. |
Ajour: doorschijnend, opengewerkt. |
Albino: (levend wezen zonder pigment (kleurstof) dus met wit haar en roode oogen). |
Allegorie: zinnebeeldige voorstelling. |
Alliantie: bondgenootschap. |
Amendement: voorstel tot wijziging van een wetsvoordracht, uitgaande van leden der volksvertegenwoordiging. Alg. vergadering. |
Annonce: Aankondiging. |
Annuleeren: Teniet doen. |
Antecedent: Vroeger gebeurd feit. |
Antagonisme: Wederzijdsche tegenstand, tegenwerking. |
Antipathie: Onberedeneerde afkeer. |
Appèl: Verzet tegen een uitspraak, (appèl aanteekenen: hooger beroep). |
A propos: Wat ik zeggen wilde. |
Arbitrage: Berechting van een geschil door arbiters d.z. personen aan wie partijen de beslissing van hun geschil opdragen. (Hof van arbitrage: door de mogendheden gekozen om internationale geschillen te berechten). |
Asceet: Iemand, die zich in afzondering aan vrome boetedoening wijdt. (Ascetische levenswijze: Strenge, vrome, ingetogen levenswijze). |
| |
| |
Aseptisch: Kiemvrije wondbehandeling. |
Aspirant of Adspirant: Leerling of mededinger (ster) naar een betrekking of graad. |
Assimileeren: Gelijk maken of aanpassen. |
Assisteeren: Helpen of bijstaan. |
Attrapeeren: Betrappen. |
Attaqueeren: Aanvallen. |
Attestatie de vita: Bewijs van in leven zijn. (Bij het innen van pensioen over te leggen). |
Authentiek: Waarvan de betrouwbaarheid is gewaarborgd. |
Autonomie: Het recht van zelfbestuur inclusief het uitvaardigen van wetten en rechten. |
Automatisch: werktuigelijk. |
Au revoir: Tot wederziens. |
Aversie: Afkeer. |
Axioma: Onomstootelijke waarheid, die zonder bewijs aan de ervaring ontleend wordt. |
Badineeren: schertsen. |
Badinage à part: alle gekheid op een stokje. |
Bat (spr. uit bet): slaghout voor cricket of tafeltennis. |
Bacchanaal: drinkgelag. |
Bacterie: onzichtbare kleine levende organismen, die ziekten kunnen verwekken of bederf. Niet alle bacteriën zijn ziekteverwekkers. |
Bacil: staaf of kommavormige bacterie. |
Bain-marie: warm waterbad om pannen met spijzen in te koken. |
Baignoire: loge in de schouwburg (lett. badkuip). |
Balans: weegschaal; eindafrekening van het grootboek van een zaak. |
Banaal: plat, alledaagsch. |
Bandjir: plots opkomend hoog water na zware regens in Ind. rivieren. |
Bar: buffet (tapperij). |
Barok: grillig, in wonderlijke vormen (bouwkunst). |
Beignet: in gist beslag gedompelde en in heet frituurvet gebakken stukjes appel, ananas, visch, vleesch e.d. |
Bellettrie: fraaie letteren (literatuur). |
Bigot: kwezelachtig, kwasi vroom. |
Bizar: wonderlijk, vreemd, uitmiddelpuntig. |
Binocle: tooneelkijker. |
| |
| |
Biograaf: levensbeschrijver. (autobiograaf: iem. die zijn eigen leven beschr.) (auto: zelf). |
Bioloog: iemand, die de biologie bestudeert: d.w.z. de leer der levende bewerktuigde wezens. |
Bisbilles: (spr. uit: bisbiejes) geharrewar, gekibbel. |
Bis: nog eens, herhaling. |
Bouquet: geur van edele wijn. |
Brise bise: halve ondergordijntjes (lett breekt de bries). |
Bobby: Eng. politieagent. |
Bobèche: glazen ring om kandelaar om afdruipende was op te vangen. |
Bona fide: te goeder trouw. |
(in)bonis: (lat.) in goeden doen. |
Bon ton: (Fr.) goede toon, welgemanierd. |
Bonus: extra uitkeering. |
Bon vivant: (Fr.) iemand, die het er goed van neemt. |
Botanie: plantkunde. |
Bouilloire (Fr.): theeketel. |
Braille-schrift: (genoemd naar den uitvinder) uit voelbare puntjes bestaand schrift voor blinden. |
Brevet: diploma, bewijsstuk. |
Brevier: gebedenboek (R.K.). |
Brochure: vlugschrift van geringen omvang. |
Budget: begrooting van ontvangsten en uitgaven. |
Burlesk: koddig, kluchtig. |
Cache-nez: wollen of zijden sjaal. |
Cache-pot: (papieren) omhulsel voor bloempot. |
Cachet: kenmerkt (in gunstigen zin) waardoor iemand zich van de massa onderscheidt. (ook lak-stempel). |
Cachot: gevangenis. |
Cacophonie: wangeluiden, helsch kabaal. |
Calamiteit: ramp, ongeluk. |
Calculatie: berekening (prijsopgave). |
Calembour(g): geestige woordspeling. |
Calligraaf: schoonschrijver. |
Calorie: warmte eenheid (hoeveelheid warmte om 1 K.G. (1 L.) zuiver water van 0-1 graad Celsius te verwarmen). |
Calorifère: kolomkachel. |
Canard: geruchten, nieuwtjes. (Lett. Fr. eend). |
Canon: kerkelijke wet (R.K.). |
| |
| |
Canule: buisje of spuitje gebruikt bij het doen van inspuitingen. |
Capabel: bekwaam, in staat tot (capaciteit). |
Capaciteit: geschiktheid. |
A capelle koor: koor alleen voor zangstemmen zonder instrumenten. |
Capituleeren: zich overgeven. |
Caprice: gril. |
In casu: in dit geval. |
Causeur: gezellig prater. |
Cautie: borgstelling. |
Cedeeren: afstand doen. (cessie: de afstand). |
Center board: (Amerikaansch zeilvaartuig met één zwaard in het midden. |
Certificaat: getuigschrift. |
Et cetera: enzoovoort. |
Chapeau claque: opvouwbare hooge hoed bij rok te dragen. |
A charge (getuigen): lett. belastend. |
A décharge (getuigen): lett. ontlastend. |
Chevalier d'industrie: oplichter. |
Prince d'industrie: groot industrieel. |
Chicane: afkeurenswaardige spitsvondige verweermiddelen. |
in chronologische volgorde: naar opeenvolgende jaartallen. |
(chronologie: tijdrekenkunde). |
Clausule: afzonderlijke zinsnede in brief of acte. |
Co-educatie: gemeenschappelijke opvoeding van jongens en meisjes. |
Co-haesie: samenhang (lett. tusschen moleculen). |
Collation: lichte koude maaltijd. |
Collectief: gemeenschappelijk. |
Comme il faut: (Fr.) zooals het behoort. |
Commentaar: toelichting. |
Communiqué: officieele mededeeling. |
Compliment: betuiging van beleefdheid. |
Complement: het ontbreken aan een onvolledig iets, dat het volledig zou maken. |
Compensatie: vergoeding. |
Complex: samengesteld geheel. |
Compromis: minnelijke schikking. |
Compromitteeren: in opspraak brengen. |
Co-operatie: samenwerking. |
| |
| |
Concept: voorloopige ontwerp. |
Conclusie: gevolgtrekking. |
Concreet: werkelijk, bestaand. |
Con amore: met liefde (gaarne) zonder loon. |
Consternatie: verwarring, schrik. |
Conclave (c.c.): deel van een land, dat geheel in een ander land ligt (van dat andere land heet dit een exclave). |
Condoleeren: rouwbeklag betuigen (condoleantie). |
Confisqueeren: gerechtelijk in beslag nemen. |
Conform: overeenstemmend met. |
Conjectuur: vermoedelijk oordeel (gissing). |
Conjunctuur: samentreffende omstandigheden, tijdsomstandigheden in handel en bedrijf. |
Conservatief: vasthoudend (aan bestaande toestanden en gebruiken). |
Contour: omtrek. |
Consument: verbruiker. |
Contemporair: hedendaagsch. |
Contenance: houding, bedaardheid. |
Contradictio in terminis: tegenstrijdigheid in uitspraak. |
Contributie: lidmaatschapsgeld. |
Controverse: strijd van geleerden (twistpunt). |
Convenieren: passen, gelegen komen (uitsl. 3de pers. enkelv.). |
Corpus: lichaam. |
Corpus delicti: het voorwerp waarmede het misdrijf is gepleegd. |
Corrupt: bedorven, slecht. |
Coterie (kliek): besloten gezelschap. |
Coulant: tegemoetkomend in zaken. |
Coûte que coûte: (Fr.) het koste wat het wil. |
Crediteur: schuldeischer. |
Crescendo: in sterkte toenemend (van tonen). |
Crematie: lijkverbranding. |
Culmineeren: het toppunt bereiken. |
Cultuur: bebouwing van den grond; beschaving. |
Cum grano salis: met een korreltje zout. |
Cum laude: met lof. (van een examen). |
Cum suis: met de zijnen. |
Curieus: merkwaardig. |
Cynisch: met bijtende spot. |
Cru: onbehouwen, zonder blad voor den mond. |
| |
| |
Crû: wijnoogst. (Fr.) (crû '98: oogst van het jaar '98). |
Dandy (Eng.): mode fat (spr. uit: dendie). |
Da capo: van voren af aan. |
Debâcle (Fr.): ineenstorting, val. |
Debat: gedachtenwisseling volgend op een rede, beraadslaging. |
Discussie: gedachtenwisseling over praktische zaken. |
Dispuut: redetwist betreffende theoretische punten. |
Debiet: afzetgebied (omzet). |
Debiteur: schuldenaar. |
Decadentie: verval, achteruitgang. |
Decent: fatsoenlijk. |
Deceptie: teleurstelling. |
Dêcharge: (o.a.) kwijting. |
Decideeren: beslissen. |
Decisie: uitspraak, beslissing. |
Decorum: welvoegelijkheid. |
Declaratie: verklaring. |
Decreet: besluit of bevel zonder opgaaf van redenen afgekondigd. |
De facto: volgens de feiten. (de jure: volgens het recht). |
Definitie: omschrijving. |
Defaitisme: politieke richting, die in den oorlog een nederlaag verkiest boven voortzetting van den strijd. |
Defecit: tekort. |
Deflatie: het verminderen van het in omloop zijnde papier geld en verhooging van de geldkoers. |
Degeneratie: ontaarding. |
Demagoog: volksmenner (valsche volksvriend). |
Denatureeren: spijzen en dranken onbruikbaar maken als voedsel, doch niet ongeschikt voor industrieele doeleinden. |
Depreciatie: waarde vermindering, (koers) van geldswaardig papier |
Depressie (gebied): gebied van lage luchtdruk. |
Derangeeren: lastig vallen. |
Desinfectie: het ontsmetten. |
Desolaat: troosteloos. |
Devotie: vroomheid. |
Dialoog: samenspraak. |
Dictator: leider met onbeperkte macht. |
Dies natalis: stichtingsdag van hoogeschool. |
Digestie: spijsvertering. |
| |
| |
Diocese: bisschoppelijk gebied. |
Dicipline: onvoorwaardelijke gehoorzaamheid, tucht. |
Dispensatie: ontheffing. |
Disponibel: beschikbaar. |
Dissertatie: proefschrift ter verkrijging van een doctoralen graad. |
Dividend: half- of heeljaarlijksche winstuitkeering aan aandeelhouders eener onderneming. |
Dixi: ik heb gezegd. |
Dolce far niente: heerlijk niets doen. |
(el) Dorado: het land van belofte. |
Draineeren: bouw- en weiland ontlasten van overtollig water. |
Draw back: hindernis, ongunstige omstandigheid. |
Dynastie: vorstenhuis. |
Duplicaat: een exemplaar geheel gelijk aan een ander exemplaar. |
Ecarte: kaartspel voor 2 personen met 32 kaarten. |
Ecce Homo: zie den mensch! (woorden door Pilatus gesproken). |
Echarpe: sjerp. |
Echec (lijden): tegenslag hebben (uitdr. uit schaakspel). |
Eclatant: opzienbarend. |
Economie: staathuishoudkunde. |
Egard: bewijs van beleefdheid en achting (de égards in acht nemen). |
Elegie: klaagzang. |
Elementair: de eerste beginselen of grondslagen betreffende. |
Embleem: zinnebeeld. |
Embêtant: vervelend. |
Embonpoint: zwaarlijvigheid. |
Emeritaat: (van geestelijke) eervol ontslag wegens hoogen leeftijd |
Emigratie: landverhuizing (uitwijking). |
Eminent: voortreffelijk. |
Emissie: uitgifte van obligaties, aandeelen e.d. |
Emolumenten: bijkomende verdienste boven het vaste inkomen. |
Emotie: gemoedsaandoening. |
Empirisch: op ervaring gegrond. |
Encadreeren: omlijsten. |
Encycliek: pauselijke zendbrief. |
Encyclopaedie: woordenboek van alle kunsten en wetenschappen. |
Eclair: roomsoes. |
Entr'acte: pauze tusschen twee bedrijven. |
En tout cas: regenscherm, dat ook als parasol dienst kan doen. (lett. in elk geval). |
| |
| |
Entre nous: (spr. uit: antre-noe) tusschen ons (gezegd). |
Epicurist: hij die verfijnde (o.a. tafel-) genoegens bemint. |
Epidemie: snelle uitbreiding van besmettelijke ziekte. (spr. uit: met nadruk op laatste lettergr.). |
Epigram: punt (hekel) dicht. |
Epistel: brief. |
Episode: reeks gebeurlijkheden als kort afgesloten geheel. |
Equivalent: gelijkwaardig. |
Equivoque: dubbelzinnig. |
Erotisch: op de zinnelijke liefde betrekking hebbend. |
Escapade: dolle streek. |
Essay: verhandeling, opstel. |
Ethisch: het zedelijk gevoel betreffend. |
Euphemistisch: fraaier uitgedrukt dan de werkelijkheid is. |
Evacueeren: doen ontruimen. |
Evident: klaarblijkelijk. |
Evolutie: geleidelijke ontwikkeling. |
Excentriek: buitenissig. |
Exceptie: uitzondering. |
Exces: buitensporige daad. |
Exclusief: uitsluitend. |
Excursie: uitstapje. |
Executie: strafvoltrekking (terechtstelling). |
Exorbitant: bovenmatig, overdreven. |
Expansie: uitzetting (van stoom), uitbreiding. |
Expeditie: wetenschappelijke onderzoekingstocht (ook verzending van goederen). |
Explicatie: uitleg. |
Explosie: uitbarsting, ontploffing. |
Export: uitvoerhandel. |
Expresse: sneltrein. Ook: snelle boodschapper. |
Expressie: uitdrukking. |
Extern: uitwonend. |
Extract: uittreksel. |
Ex libris: eigendomsmerk in boeken. |
Euréka: ik heb het gevonden! |
Executeur testamentair: uitvoerder eener laatste wilsbeschikk. |
Expert: deskundige. |
Exploitatie: het winstgevend maken van een zaak of bedrijf. Ook: het uitbuiten van een persoon. |
| |
| |
Façade: voorgevel. |
Face à main: handbril aan staaf. |
Facet: vlakje van geslepen edelsteen. |
Facsimilé: nauwkeurige nabootsing. |
De facto: feitelijk. |
Faecaliën: uitwerpselen. |
Faience: aardewerk (half-porselein). |
Faille: zijde. |
Fair-play (spr. uit: fer plee): (Eng.) eerlijk spel. |
Fancy-fair (spr. uit: fensie fer): (Eng.) liefdadigheidsbazar. |
Fascineerend: betooverend. |
Fashionable: (Eng. spr. uit: fèsjenebbel) modieus ook: wellevend. |
Fata morgana: bedriegelijke luchtspiegeling in de tropische landen. (bedriegelijke schoone voorstellingen). |
Favoriet: begunstigde. |
Fiat: (Lat.) het zij zoo (bet. ik vind het goed). |
Fictie: verdichtsel, verbeelding. |
Fichu: sjaal. |
Fiscus: de schatkist. |
Flat: (spr. uit: flet) (Eng.) étagewoning. |
Florissant: bloeiend, gezond. |
Foudraal: hoes voor paraplu, vaandel e.d. Ook: étui. |
Föhn: (spr. uit: feun) hevige Z. (O.) alpenwind. |
Forward: (Eng.) voorspeler bij het voetbalspel. |
Forceeren: iets met geweld doordrijven. |
Fouilleeren: iemand aan den lijve onderzoeken. |
Fractie: breuk (rekenk.) ook: deel eener politieke partij. |
Fragment: gedeelte. |
Frak: rokcostuum v. heeren. |
Frappant: treffend, buitengewoon. |
Fraudeeren: bedrog plegen. |
Free kick: (Eng.) (spr. uit: frie kik) vrije schop in het voetbalspel. |
Full back: (Eng.) (spr. uit: foel bek) achterspeler, voetbalspel. |
Full dress: galakleed. |
Full speed: (spr. uit: spied) met volle snelheid. |
Fundament: grondvest. |
Fundatie: stichting, gesticht, fonds, beurs. |
Furieus: woedend. |
Fotogeniek: geëigend voor filmreproductie (van een gelaat). |
Futiel: nietswaardig. |
| |
| |
Garant: waarborg. |
Garderobe: kleedkamer ook: voorraad kleeren. |
Gearing: (spr. uit: giering) versnelling. |
Gearticuleerd: (v. spreken) met den juisten nadruk en duidelijk. |
Geassorteerd: v. verschillende soorten voorzien, ook: bij elkaar passend. |
Geautoriseerd: gemachtigd. |
Gedecolleteerd: met ontbloote hals (laag uitgesneden japon). |
Gedeporteerd: iemand, die naar een overzeesche strafkolonie is overgebracht. (gedeporteerd). |
Gedeputeerde: volksafgevaardigde. |
Gedetineerde: gevangene. |
Geëmancipeerd: vrijgemaakt, zelfstandig. Voor de wet gelijkgesteld. |
Geëxalteerd: overspannen. |
Geïncrimineerd: hetgene, dat aanstoot heeft gegeven. |
Geïsoleerd: afgezonderd. |
Generatie: verzamelnaam voor gelijktijdig levend geslacht. |
Geologie: leer van de bouw en ontwikkeling der aarde. |
Ghetto: jodenkwartier. |
Gibus: (zie chapeau claque). |
Gourmand: smulpaap, gulzigaard. |
Gourmet: fijnproever. |
Goût: smaak. |
Gradueel: trapsgewijs opklimmend. |
Gros: twaalf dozijn. |
Grotesk: fantastisch, grillig. |
Guerilla oorlog: ongeregelde benden, die op eigen houtje oorlog voeren |
Gynaecoloog: vrouwenarts. |
Haeresie: ketterij. |
Hallucinatie: zinsbegoocheling, waandenkbeelden. |
Harmonie: overeenstemming tot een aangenaam aandoend, welgeordend geheel. |
Harpagon: vrek. |
Hectare: 1000 M2 (bunder). |
Hectogram: 100 gram (1 ons). |
Heraldiek: wapenkunde. |
Herbivoor: dier, dat uitsluitend plantaardig voedsel gebruikt. |
(De heilige) Hermandad: de politie. |
Heroïek: heldhaftig. |
Hierarchie: rangorde voor waardigheidsbekleeders. |
Hippodrome: circus, renbaan. |
Hockey: Eng. kolfspel. |
| |
| |
Hocus-pocus: goochelarij. |
Home-rule: zelfbestuur van Ierland. |
Homespun: eigen (lett. thuis) gesponnen langharig wollen weefsel |
Homogeen: van dezelfde aard. |
Honorarium: geldelijke vergoeding voor geestelijken arbeid. |
Honoris causa: (Lat.) wordt gezegd van een graad of titel zonder speciale studie, eershalve verleend. |
Hospes: waard of herbergier. |
hospita: idem (vrouwelijk). |
Hospitant: iemand wien vergunning is verleend een les of lezing voor één maal bij te wonen. |
Hostiel: vijandig. |
Humor: komische zin, luim. |
Hygiëa: godin der gezondheid. |
Hygiëne: gezondheidsleer. |
Hymne: lofzang. |
Hyper: voorvoegsel bij omschrijving, bet. overdreven. |
Hypnose: teweegbrengen van kunstmatige slaap door persoonlijken invloed. |
Hypochondrie: zwaarmoedigheid (zielsziekte). |
Hypocriet: huichelaar. |
Hysterie: ziekelijke overgevoeligheid der zenuwen. |
Idem: hetzelfde. |
Identiek: gelijk aan. |
Idioom: taal eigen. |
Idiosyncrasie: persoonlijke overgevoeligheid ten opzichte van smaak of geur, gepaard met abnormale prikkels. |
Idolaat: afgodisch. |
Illico: dadelijk. |
Illegaal: onwettig. |
Imbeciel: stompzinnig. |
Imitatie: nabootsing. |
Immigrant: inkomend landverhuizer. |
Emigrant: uitgaand landverhuizer. |
Immoreel: onzedelijk. |
Immuun: onvatbaar voor ziekte of vergift. |
Impasse: moeilijkheid (lett. doodloopend straatje). |
Impermeabel: ondoordringbaar. |
Impertinent: onbeschaamd. |
Impitoyabel: onbarmhartig. |
| |
| |
Imponeeren: ontzag inboezemen. |
Impressie: indruk. |
Improvisatie: voordracht (mondel. of instrum.) voor de vuist weg gehouden. |
Impuls: aandrift, prikkel. |
Inconsequent: zich zelf tegensprekend. |
Inconvenient: ongemak, ongelegenheid. |
Incourant: niet gangbaar, moeilijk verkoopbaar. |
Index: inhoudsopgave (ook wijsvinger). |
Individueel: persoonlijk. |
Indolent: lusteloos, traag. |
Indulgent: toegevend. |
Inept: zot, dwaas. |
Inflatie: waardevermindering, dalende koers door overvloed van in omloop zijnd geld. |
Ingénue: jong onschulig meisje. |
Inhaerent: onafscheidelijk verbonden aan. |
Initiatief: het geven van den eersten stoot tot iets. |
Injectie: inspuiting. |
Instantelijk: oogenblikkelijk (met aandrang). |
Instinctief: onwillekeurig, onbewust. |
Instigatie: aansporing. |
Interim: tusschentijds. |
Intern: inwonend (ook inwendig). |
Interneeren: iemand een gedwongen woonplaats aanwijzen. |
Interpreteeren: uitleggen, verklaren, ten beste geven. |
Interrumpeeren: in de rede vallen, storen. |
Interventie: tusschenkomst, bemiddeling. |
Interview: vraaggesprek. |
Intimideeren: verlegen maken, schrik aanjagen. |
Intonatie: stembuiging. |
Intrinsiek: wezenlijke waarde. |
Intuïtie: onberedeneerde ingeving. |
Inventaris: lijst van voorwerpen die tezamen een boedel uitmaken |
Ironie: schampere spot. |
Instructie: aanwijzing of dienstvoorschrift. |
Incasseeren: innen. |
Insolvent: niet in staat geldelijke verplichtingen na te komen. |
Inlaid: ingelegd. |
Jargon: voor oningewijden onverstaanbaar taaltje (ook: dieventaal). |
Jour (Fr.): (spr. uit: zjoer) ontvangdag. |
| |
| |
Juris prudentie: rechtspraak. |
Justitie: rechtspleging: het gerecht. |
Kaliber: soort (o.a.). |
Kaskade (cascade): waterval. |
Kreatuur: schepsel. |
Kroniek: verhaal van gebeurtenissen naar tijdsorde gerangschikt. |
Kwiteeren: voor voldaan teekenen. |
Kynoloog: kenner en liefhebber van honden. |
Kyrie Eleïson: eerste woorden der eerste hymne gel. de mis in de |
R.K. kerk. (Heer ontferm U, Heer erbarm U). |
Labiel: wankelbaar. |
Laborant: iemand die in een laboratorium werkt. |
Labyrinth: doolhof. |
Lacrymae Christi: (lett Cristus tranen) donkerroode Ital. wijn. |
Laconiek: kort en bondig, zonder drukte. |
Lacune: gaping, leemte. |
Lady-killer: iemand die succes heeft bij de vrouwen. |
Lady-like: welopgevoed (lett. als een dame). |
Laisser-passer: vrijgeleide (lett. laten passeeren). |
Lamentatie: weeklacht. |
Larghetto: (muz.) plechtig en langzaam. |
Lasso: werpkoord met schuiflus. |
Latent: onzichtbaar aanwezig. |
Laureaat: bekroond dichter of schrijver. |
Laxans: afvoerend (purgeerend) middel. |
Leader (spr. uit: lieder): leider. |
Leading article: hoofdartikel in de courant. |
Lector: titel v. leeraar (es) aan hoogeschool (geen hoogleeraar). |
(R.K.: hij, die de tweede der zeven wijdingen heeft ontv.). |
Legaliseeren door bevoegde autoriteit laten waarmerken. |
Legitiem: wettelijk. |
(Zich) legitimeeren: bewijzen, dat men de persoon is voor wien men zich uitgeeft. |
Lexicon: wetensch. woordenboek. |
Liaison: liefdesbetrekking. |
Libretto: boekje, dat opera tekst bevat. |
Licentie: verlof-brief, vergunning. |
Limiet: grens. |
Limited: (Eng.) begrensd, beperkt, (betr. mppij. waarvan de aandeelhouders beperkte aansprakelijkheid dragen voor de schulden der mppij.). |
| |
| |
Liquide: vloeibaar. |
Liquidatie: vereffenen van actief en passief van een zaak bij opheffing. |
Lits-jumeau: twee-eenspersoons ledikanten naast elkaar. |
Lock-out: (Eng.) uitsluiting, wegzenden van werklieden. |
Loco: plaatsvervangend (o.a.). |
Lucratief: winstgevend, voordeelig. |
Luctor et emergo: (Lat.) ik worstel en ontkom. (Wapen der prov. Zeeland). |
Lucullisch: weelderig, overdadig. |
Luguber: akelig, treurig, somber. |
Lumineus: duidelijk, lichtend. |
Luxueus: weelderig, rijk. |
Luxurieus: weelderig, ontuchtig. |
Maecenas: begunstiger van kunstenaars. |
Magie: tooverkunst. |
Magistraat: overheid, stadsregeering. |
Maidenspeech: (Eng.) eerste redevoering door volksvertegenwoordiger als zoodanig gehouden. |
Malicieus: boosaardig. |
Manco: tekort. |
Manie: (nadruk op ie) dwaze voorliefde voor iets. |
Maquette: verkleind model van bouwwerk. |
Marchandeeren: loven en bieden. |
Marge: het wit terzijde van een baldzijde. |
Mannequin: paspop of pasjuffrouw van japonnen. |
Manipuleeren: verrichten van handgrepen. |
Markant: in het oog vallend. |
Marquise ring: groote ovale pinkring. |
Massief: voor het volle gewicht bestaande uit de zichbare stof. |
Materialist: hij die alleen waarde hecht aan stoffelijke goederen. |
Materie: de stof. |
Maximum: het grootste. |
Mediocre: middelmatig. |
Meditatie: overpeinzing. |
Menageeren: ontzien. |
Mentor: leidsman, raadsman. |
Mésaillance: huwelijk beneden iemands stand. |
Metier: beroep. |
Milieu: omgeving waarin men verkeert. |
Militant: strijdlustig. |
| |
| |
Mimietjes: mimitafeltjes: bijzet tafeltjes van opvolgende grootte. |
Mines maken: de schijn aannemen. |
Miraculeus: wonderbaarlijk. |
Misanthroop: menschenhater. |
Modificatie: verandering (beperking). |
Monocle: oogglas. |
Monoloog: alleenspraak. |
Monosyllabe: eenlettergrepig woord. |
Monopolie: uitsluitend alleenrecht. |
Morganatisch: (huwelijk) huwelijk waarbij de vrouw niet deelt in de rechten aan den staat van den man verbonden. |
Moratorium: uitstel van betaling aan iemand, die buiten schuld niet kan betalen. |
Mutabel: veranderlijk. |
Mystiek: verborgen, geheimzinnig. |
Mystificatie: misleiding. |
Mythe: volksoverlevering. |
Mythologie: verzameling mythen en sagen uit den oertijd. |
Navigatie: scheepvaart. |
Necessaire: tasch met toiletbenoodigdheden. |
Necrologie: levensbeschrijving van een pas overledene. |
Non plus ultra: door niets overtroffen. |
Nemessis: godin der wraak. |
Non actief: op wachtgeld. (lett. niet actief). |
Neurose: storing in het zenuwstelsel. |
Neutraliteit: onzijdigheid. |
Nocturne: muziekstuk van droefgeestig karakter. |
Nom de plume: schuilnaam voor schrijver (pseudoniem). |
Nostalgie: heimwee. |
Notabel: aanzienlijk ingezetene. |
Nota bene: let op! |
Object: voorwerp. |
Obligatie: schuldbrief eener leening. |
Obligatoire: verplichtend. |
Obsceen: schunnig, gemeen, onstichtelijk. |
Obscuur: donker, duister (ook fig.). |
Obsessie: plaag, kwelling, dwangvoorstelling. |
Obstakel: hinderpaal. |
Obstinaat: koppig. |
Obstructie: opzettelijke belemmering. |
| |
| |
Occasion: gelegenheid. |
(Zich) occupeeren met: zich bezighouden met. |
Old Fellows: een ver. gelijkend op de vrijmetselaars. |
Ode: verheven gedicht. |
Offensief: beleedigend (ook aanval). |
Ommissie: weglating. |
Optie: vrije keus (recht). |
Optima forma: in beste vorm geheel naar den eisch. |
Optimist: hij die alles van de goede zijde beschouwt. |
Optisch: tot de leer van het zien behoorend. |
Opus: muziekwerk. |
Oratorium: zangstuk met Bijbelschen inhoud. |
Organiseeren: inrichten, samenstellen. |
Orgeade: (spr. uit: orspade) amandelmelk. |
Ornaat: ambtsgewaad. |
Ornitholoog: vogelkenner. |
Orthodox: overeenkomstig alle geloofsvoorschriften. |
Oxydeeren: roesten. |
Ozon: verdichte zuurstof. |
Pace (spr. uit: pees): snelheidsgang. |
Pace maker (spr. uit: meeker): gangmaker. |
Pacifist: voorstander van den wereldvrede. |
Pact: overeenkomst. |
Pagina (nadruk op de 1ste a): bladzijde. |
Pailletten: loovertjes (garneering). |
Palaeonthologie: leer der uitgestorven diersoorten. |
Palmine: (palmen) plantenboter. |
Panisch: (p. schrik) plotselinge algem. doch ongegronde schrik. |
Panorama: vergezicht. |
Paraat: onmiddellijk bereid. |
Paradox: schijnbare tegenstrijdigheden. |
Parallel: evenwijdig. |
Paranimf: persoon, die iemand bij bepaalde plechtigheden terzijde staat. |
Paraphrase: verklarende omschrijving. |
Parasiet (klaplooper): zij, die ten koste van anderen leven. |
Parentage. verwantschap. |
Paria: uitgestootene. |
Parochie: zelfstandig kerkelijke gemeente (R.K.). |
Parodie: kluchtige nabootsing van iets of iemand. |
Parool: wachtwoord. |
| |
| |
Participeeren: deel hebben aan of in. |
Parvenu: iemand, die zich op plots verkregen rijkdom laat voorstaan. |
Passement: boorsel van goud- of zilverdraad. |
Passie: het Lijden van Christus (com passie: medelijden). |
Passie: ook: hartstocht. |
(Het) passief: hetgeen men verschuldigd is (actief: hetgeen men bezit). |
Pasteuriseeren: door verhitting ten deele bacterie vrij maken. |
Pastille: (spr. uit: pastielje) suikergoed ook wel medicijn in gesuikerde dropsvorm; ook flikken. |
Pastorale: herderslied. |
Pathetisch: aandoenlijk. |
Pro patria: voor het vaderland. |
Patriciër: aanzienlijk persoon van voornamen stand. |
(Ge) pavoiseerd: met slingers van vlaggetjes tooien. |
Peccavi: ik heb gezondigd (Lat.). |
Paedagoog: opvoedkundige. |
Pedel: (nadruk op el) bode aan universiteit. |
Pedicure: likdoornsnijder. |
Peleton: halve comp. of twee secties. |
Penitentie: boete of straf. |
Pergola: met bloemen begroeide overkapping van latwerk. (nadruk op per). |
Periode: tijdvak. |
Perplex: onthutst, verbijsterd. |
Pertinent: beslist (impertinent: onbeschoft). |
Petitie: verzoekschrift. |
In petto: in voorraad. |
Phenomeen: wonder. |
Philippica: strafrede. |
Philantroop: menschenvriend, weldoener. |
Philatelist: verzamelaar van postzegels. |
Phonetiek: klankleer. |
Phonetisch: volgens het gesproken woord. |
Piazza: plein. |
Piccolo: hoteljongen. |
Pick-nick: gemeenschappelijke maaltijd buiten. |
Pick-pocket: zakkenroller. |
Piedestal: (pjee de stal) voetstuk. |
Planetarium: toestel, dat het zonnestelsel afbeeldt. |
Platonisch: geestelijk wijsgeerig. |
| |
| |
Poëet: dichter. |
Polemiek: pennestrijd. |
Poseur: aanstellerig iemand. |
Post mortum: na den dood. |
Pourparler: (spr. uit: poerparlee) heen en weer praten. |
Pousseeren: vooruit helpen. |
Prae-advies: inleidende voorlichting. |
Précair: twijfelachtig (in ongunstigen zin). |
Prematuur: overijld, voorbarig. |
Pressie (uitoefenen): druk uitoefenen. |
Presteeren: tot stand brengen. |
Primitief: zeer eenvoudig, gebrekkig. |
Privilege: voorrecht. |
Producent: voortbrenger, vervaardiger (consument: verbruiker). |
Profaan: onheilig. |
Progressief: trapsgewijze toenemend. |
Profusie: overdaad. |
Proportie: evenredigheid. |
Propositie: voorstel. |
Protectie: invloedrijke bescherming. |
protégé: (spr. uit: protesjee) beschermeling. |
Protocol: getrouw verslag door bevoegde. |
Pseudoniem: schuilnaam. |
Psychiater: dokter voor zielszieken. |
Quatre-mains: pianostuk voor 4 handen. |
Querulant: iemand die ruzie zoekt. |
Quintessens: kern. |
Quota: evenredig aandeel. |
Quotiënt: uitkomst van deeling. |
Radiator: toestel om warmte uit te stralen (bij centr. verwarming). |
Radiogram: draadloos overgebracht telegram. |
Raisonnabel: redelijk, verstandig. |
Rara avis: (Lat.) zeldzame vogel. (fig. bijzonder iemand). |
Ravissant: verrukkelijk. |
Rayonnant: stralend. |
Razzia: plunder- of strooptocht. |
Reactie: terugwerking. |
Reageeren: terug of tegenwerken. |
Realiseeren: verwezenlijken (ook te gelde maken). |
Realisme: leer, die zich zooveel mogelijk aan de werkelijkheid houdt. |
| |
| |
Rescensent: beoordeelbaar van boeken, kunst e.d. |
Recette: ontvangst. |
Reciproque: wederkeerig. |
Reconvalescent: herstellende. |
Redigeeren: in behoorlijke vorm opstellen. |
Reduceeren: kleiner of minder maken. |
Referentie: getuigschrift. |
Reflex: terugwerking. |
Regeneratie: wedergeboorte. |
Rehabiliteeren: iemand zijn goeden naam teruggeven. |
Relativiteit: betrekkelijkheid. |
Reliëf: (spr. uit: reljèf) uitsteeksel, verhevenheid. |
Relique (reliek): dierbaar voorwerp als heiligdom beschouwd. |
Remarquabel: opmerkelijk. |
Remedie: hulp, (genees) middel. |
Rembours: verrekening bij ontvangst. |
Rendement: opbrengst, winst. |
Rendez-vous (spr. uit randee voe): afgesproken samenkomst. |
Reorganisatie: nieuwe veranderde inrichting. |
Repertoire: lijst van tooneel of zangstukken. |
Repressailles: weerwraak. |
Representeeren: vertegenwoordigen. |
Representatief: waardig om te vertegenwoordigen. |
Reprimande: verwijt, standje. |
Request: verzoekschrift. |
Requiem: zwarte mis (zw. gewaden) voor de zielerust van een overledene. |
Requireeren: opvorderen. |
Requisitoir: eisch van het openbaar ministerie in strafzaak. |
Residu: overblijfsel, overschot. |
Respectievelijk: onderling wederzijds, wederkeerig. |
Ressorteeren: (onder) behooren tot. |
Ressource (spr. uit: ressoerse): hulpbron (middel van bestaan). |
Restitueeren: teruggeven. |
Restrictie: beperking, voorbehoud. |
Resumeeren: beknopt samenvatten. |
Retraite: rustplaats, toevlucht. |
Retrogade: van achteren naar voren: met terugwerkende kracht. |
Revenu(en): inkosten. |
Revisie: herziening (ook 2de drukproef). |
Rhachitis: Eng. ziekte. |
| |
| |
Rhetorisch: op redenaars wijze. |
Rhythme: gelijkmatige beweging bij de muziek, de dans en het spreken. |
Rissole: vleesch, visch of vruchten in bladerdeeg gewikkeld en in heet fruituurvet gebakken. |
Rituaal: ieder voorschrift tot het verrichten van plechtige handelingen. |
Ritueel: tot het kerkgebruik behoorend. |
Rivaal: mededinger. |
Rudimentair: niet meer tot ontwikkeling komend. |
Runenschrift: schrift in oud-Germaansche letterteekens. |
Saboteeren: heimelijk tegenwerken. |
Saillant: in het oog loopend. |
Saldo: overschot. |
Per saldo: per slot van (af)rekening. |
Salve: wees gegroet. |
Salvo: het gelijktijdig losbranden van vuurmonden. |
Sanctie: bekrachtigen, bevestiging. |
Sandwich: twee geboterde sneetjes brood zonder korst met vleesch o.d. ertusschen. |
Sandwichman: iem. die met advertentiebord op borst en rug rondloopt voor reclame. |
Sanitair: de gezondheid betreffende. |
Satyricus: spotdichter. |
Satyre: hekeldicht. |
Sauve garde: beveiliging (letterl. schildwacht of detachement, aangewezen om iets of iemand te beschermen). |
Savoureeren: proeven, van iets genieten. |
Scabreus: gewaagd, onnet. |
Scepticus: weifelende wijsgeer. |
Scoren (sportuitdr.): een aantal punten behalen. |
Scout: verkenner. |
Scribent: veelschrijver. |
Scrofuleus: klierachtig. |
Scrupule: gewetensbezwaar. |
Scenario: filmtekst (inhoud). |
Séance: zitting, vergadering. |
Sec: droog (van wijn, veel alcoholdeelen bevattend). |
Secondair: in de tweede plaats. |
Sectarisch: betrekking hebbende op een secte. |
Sectie: insnijding operatie, lijk opening (ook. afdeeling). |
| |
| |
Seismograaf: werktuig om aardtrillingen te registreeren. |
Selectie: keuze. |
Senn hut: zomerhut van herders op de hooge alpen. |
Sensitief: gevoelig. |
Sensueel: zinnelijk. |
Sextet: muziekstuk voor zes personen. |
Shocking: (Eng.) aanstoot gevend. |
Sic.: let wel! |
Siësta: middagslaapje. |
Silhouet: schaduw omtrek. |
Silo: (onderaardsch) graanpakhuis. |
Simili: namaak. |
Simuleeren: doen alsof. |
Simulant: iemand, die simuleert, huichelaar. |
Simultaan: gelijktijdig. |
Sine qua non: (Lat.) zonder hetwelk niet (noodzakelijke voorwaarde). |
Syphon: spuitwaterflesch. |
Situatie: toestand. |
Sisyphus arbeid: vergeefsche zware arbeid. |
Skoeptsjina: Servische volksvertegenwoordiging. |
Sobat: (Ind.) vriend. |
Soit disant: zoogenaamd. |
Soit: (spreek uit: zwa) het zij zoo. |
Solutie: oplossing. |
Solvabel: instaat tot betalen. |
Sommeeren: aannamen, uitdagen. |
Sonoor: welluidend. |
Sophisme: spitsvondige drogredenen. |
Soto voce (spreek uit: vodsje): met zachte stem. |
Soulaas: vertroosting, verlichting. |
Soumis: (spr. uit: soemie met nadr. op ie) onderworpen. |
Spatie: tusschenruimte. |
Specimen: proeve van bewerking. |
Specifiek: op zeer bepaalde wijze. |
Specificatie: opgave waarvan ieder onderdeel apart is vermeld. |
Speech: (spr. uit: spietsj) (Eng.) redevoering. |
Sputum: speeksel. |
Status: toestand. |
Status quo: toestand waarin zich iets op bepaalden tijd bevindt. |
Stereotiep: onveranderlijk, vast. |
| |
| |
Steriel: bacterie vrij (ook: dor, onvruchtbaar). |
Stimulans: prikkel. |
Stipuleeren: bedingen, bepalen. |
Stock: voorraad (koopmansgoederen). |
Stratosfeer: deel der atmosfeer 12 K.M. hoog (in Europa). |
Subaltern: ondergeschikt. |
Subiet: dadelijk, plots. |
Subjectief: (meening) persoonlijke opvatting in tegenstelling tot: objectieve meening; d.i. meening onafhankelijk van pers. voorkeur |
Subliem: edel, verheven. |
Subsidiair: te vervangen door. |
Subsidie: toelage. |
Substituut: plaatsvervanger. |
Subtiel: teer, bros, fijn. |
Successief: de een na de ander. |
Suffisant: voldoende. |
Suggestie: veronderstelling, het opdringen van een denkbeeld. |
Suggestief: overtuigd. |
Summier: bondig, kort samengevat. |
Surplus: overschot. |
Surséance (van betaling): gerechtelijk toegestane opschorting van betalingen. |
Suspect: verdacht. |
Suum cuique: (Lat.) elk het zijne. |
Sweater: (spr. uit: swetter) Eng. trui met hooge boord. |
Symbool: zinnebeeld. |
Symptoom: (ziekte) verschijnsel. |
Syncope: samentrekking van woorden en muziekgeluiden. |
Synthese: samenvatting van bestanddeelen. |
Televisie: zien op verre afstand. |
Temptatie: verleiding, verzoeking. |
Tendenz: strekking. |
Tentamen: voor examen. |
Tête à tête: gesprek onder vier oogen. |
Test: op de proef stellen. |
Therapie: geneeskunst. |
Theosofie: godswijsheid berustend op mystiek filosofischen grondslag, evolutie of vervolmaking. |
Titanisch: reusachtig, geweldig. |
Tolerant: verdraagzaam. |
Toque: kleine dameshoed. |
| |
| |
Touchant: (spr. uit: toesjant) roerend. |
Tourniquet: draaikruis bij afgesloten ingang. |
Traineeren: sleepende houden. |
Transcheeren: voorsnijden van vleesch. |
Transactie: overeenkomst. |
Transfusie: overbrenging van bloed van een gezond pers. in de aderen van een zieke. |
Travestie: verkleedpartij. |
Triptiek: geschilderd drieluik (schilderij) waarvan de zijvleugels als deuren voor het middenstuk kunnen worden gedraaid (ook: identiteitspapieren voor auto). |
Trouvaille: vondst. |
Trust: bedrijfsconcentratie (meerdere bedrijven onder één leiding). |
Ultimatum: laatste eisch voor de oorlogsverklaring. |
Ultimo: laatste dag van de maand. |
Unaniem: eensgezind. |
Unicum: eenig in zijn soort. |
Unisono: eenstemmig. |
Upper ten: de hoogste kringen (eigenlijk: de bovenste tien duizend). |
Usance: gewoonte, gebruik. |
Usurpatie: overweldiging. |
Utile dulci: (Lat.) het aangename met het nuttige vereenigd. |
Utiliteit: bruikbaarheid, nut. |
Utopie: hersenschim, droombeeld van volmaaktheid. |
Varia: mengelwerk. |
Variabel: veranderlijk. |
Variant: afwijking. |
Validiteit: lichamelijke geschiktheid. |
Valuta: munt eenheid van een land. |
Vehikel: voertuig. |
Vegetatie: plantengroei. |
Vendu: openbare verkooping. |
Verificatie: onderzoek naar echtheid. |
Victualiën: levensmiddelen. |
Vicieus: zedeloos. |
Vibreeren: trillen van geluid. |
Vigileeren: waakzaam zijn, rekenen op. |
Vigoureus: krachtig. |
Viriel: mannelijk. |
| |
| |
Virulent: ziekte verwekkend. |
Virus: smetstof. |
Vivaciteit: levendigheid. |
Vivisectie: het nemen van proeven op dieren. |
Vitaliteit: levenskracht. |
Would be: (spr. uit: woed bie) zoogenaamd, den schijn aannemend van. |
Xylophoon: muziekinstrument bestaande uit op toon gestemde houten staafjes waarop met hamertjes wordt geslagen. |
Yacht: vaartuig. |
Yard: Eng. lengtemaat (0.9144 M.). |
Zendavesta: godsdienstig wetboek der oude Perzen, dat de leer van Zoroaster bevat. |
|
|