Voor de overlevenden(1966)–Boudewijn de Groot, Lennaert Nijgh– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] Naast jou Nee, ik heb nog niets begrepen van je woorden, 'k heb m'n moed nog lang niet bij elkaar geraapt, ik weet zeker nu dat ik je huilen hoorde, je ligt naast me en je doet alsof je slaapt. En ik weet dat jij, als ik je aan wil raken, kribbig afweert alsof ik een vreemde ben, ik ben bang voor je gezicht als we ontwaken, ik ben bang dat ik je dan niet eens meer ken. En ik kan jouw lichaam in het donker naast me bijna zien, ik ken er ieder plekje van, misschien zie ik je nu nooit weer en het verbaast me dat ik nu zo kalm en helder denken kan. Ik herken zelfs jouw manier van ademhalen in het donker van ons smalle harde bed, en ik voel de warmte van je lichaam stralen, al heb jij mij dan ook in de kou gezet. 'k Weet nog goed de eerste nacht dat wij hier waren, het was winter en jij had de trein gemist, in m'n bed lag jij wat voor je uit te staren, omdat jij er nog niet al te veel van wist. En ik wilde wel heel graag ervaren lijken, maar ik wist er ook niet veel meer van dan jij, 's morgens durfden we elkaar niet aan te kijken, 'k had er spijt van en was toch wel heel erg blij. [pagina 60] [p. 60] Het is ochtend en de zon is al gaan schijnen, door m'n wimpers zie 'k je in de kamer staan, in het zachte licht dat valt door de gordijnen en je schaamt je nu voor mij, je kleedt je aan. Ik hoop dat ik nooit zo'n nacht meer zal beleven, en het geeft niet of ik mijn gevoel verdruk, maar je hebt me bij het afscheid iets gegeven: een herinnering aan liefde en geluk. En ik spring uit bed, ik gooi de ramen open, mensen zwermen op het plein, de lucht is blauw, ik wil zonder doel en zonder wegen lopen, en gelukkig zijn, al is het niet met jou. 'k Wil naar zee toe om te rijden op de golven, ik wil vliegen als een vogel in de lucht, in de wolken zijn of onder schuim bedolven, 't is voorbij en ik ben vrij en met een zucht, met een lach en met een traan ben ik door straten van de stad, waar het nu lente is gegaan, en ik heb de winter achter me gelaten, onze liefde kan niet langer meer bestaan. Maar al ga ik hier vandaan, toch blijf ik zingen, ik heb altijd nog een lied in m'n gitaar, ik blijf dromen van precies dezelfde dingen: 'k zal je weer zien en we blijven bij elkaar. Vorige Volgende