Zien en zingen. Een bundel oude kinderliedjes(1945)–Hugo de Groot– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] 5 Daar zaten zeven kikkertjes. Daar za-ten ze-ven kik-ker-tjes, al in een boe-ren-sloot, De sloot was toe-ge-vro-ren, ze la - gen hal-lef dood. Ze kwek-ten niet, ze kwaak-ten niet, van hon-ger en ver-driet. De jong-ste die een wijs-neus was, zei tot zijn ka-me-raads, Die mal-le nach-te-ga-len, wat heb-ben die een praats! Was eerst het ijs maar in den dooi, wij zon-gen eens zoo mooi! De mil-de, lie-ve len-te kwam; zij kwaak-ten d'ou-de wijs; Als zij dat zin-gen noe-men, wensch ik ze weer in't ijs; Ik geef die kik-kers al-le-maal voor één-nen nach-te-gaal! Daar za-ten ze-ven kik-ker-tjes, al in een boe-ren-sloot. [pagina 11] [p. 11] Vorige Volgende