Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 16
(2000)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd7294. 1645 februari 4. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Indien de gezanten die uit Swede nae Hollant zijn gegaenGa naar voetnoot2 willen oprecht arbeiden ten gemeene beste, zoo zoude te hoopen zijn dat de faute die door het uitstel is begaen zoude connen werden gerepareert. Dan ick mercke met uwe Ed. dat de regiering veele gebreecken heeft die haer meer ende meer zullen openbaer[en].Ga naar voetnoot3 Ende 't eenige remedie tegen de dissensie, dat het is 't gezagh van ééne, heeft mede zijne zwaericheden. Mij dunct dat tot de vrede tuschen Swede ende Danemarck weinigh apparentie is. Breme ende Hamburg doen wijsselijck dat zij afwachten willen de resolutiën die aldaer zullen werden ge- | |
nomen.Ga naar voetnoot4 In de Oostfriesche zaecke moet meest wegen de conservatie van de affectie van mevrouw de landgravin ende middelen om haer volck te onderhouden. 't Is wel gedaen bij de Staten-Generael dat zij des Rijcx wapenen zoo verre van haere grentze houden als mogelijck is. Zoo die pasquillen daer uEd. van schrijft zichtbaer zijn,Ga naar voetnoot5 zal ick gaeren daervan de copiën lezen om te gissen uit wat hoeck zulcx draeft.Ga naar voetnoot6 De coninginne alhier pousseert den hertogh van LonguevilleGa naar voetnoot7 om nae Munster te gaen ende twee qualijck accorderende gezanten door zijne autoriteit te scheiden. Wat in de zaeck van den president WijngaerdenGa naar voetnoot8 zal geschieden, moeten wij mettertijd hooren. 4 Februarii 1645. | |
Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port. In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 4 Feb. 1645 uyt Paris. |
|