Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 15

[p. 772]

7066. 1644 september 28. Van D. de Groot.¹

Monsieur,

Depuis ma derniere que je vous ay escritte² de Mayance³ nous avons tousjours continué à reduire ce qui restoit dans le Palatinat, à la reserve de Franckendael⁴ et Creutznach, dont le dernier sera attacqué dans peu de jours.⁵ Bingen, Baccharach, Neustat, Fridelsheim ont esté rendus partie de bon gré et partie par force.⁶ Landau est celluy qui a fait le plus de resistance à cause de la guarnison qui y estoit de quatre cens Lorrains commandez par le lieutenant-colonel de Nettin, lequel commança à parlamenter hyer au soir.⁷ Je ne voy pas que Franckendael nous puisse echapper avec le temps.

On commance à vivre de grand ordre en toutes les places conquises⁸ et on a fait passer le Rhin à toute nostre cavallerie, qui estoit logée aux environs de Mayance et Bingen, afin de donner lieu aux habitans de faire leurs vendanges et de pouvoir semer leur[s] terres de mesme comme en pleine paix. Je croy que monsieur Paul⁹ aura sujet d'estre satisfait de tout cecy, d'autant qu'on tient pour asseuré que le Palatinat sera restitué à monseigneur le prince electeur en cas que Dieu nous face la grace de venir à bout de Franckendael. On travaille fort à la citadelle de Mayance et y a-t-on mis cincq cens hommes en guarnison soubs le commandement du vicomte de Courval, qui estoit gouverneur dans Uberlinguen.¹⁰ A Philipsbourg il se fait un fort royal sur le bord du Rhin et

1 Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 27, 31. Eigenh. oorspr.

2 De brief van Dirk de Groot uit het Frans-Weimarse hoofdkwartier te Mainz is niet overgeleverd.

3 Maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, had van 13 tot en met 18 september zijn kwartieren opgeslagen in een buitenwijk van Mainz (Lettres Turenne p. 407, en Mémoires du maréchal de Turenne I, p. 30, en II, p. 336). Op 17 september stelde het Mainzer domkapittel de stad onder de bescherming van de hertog van Enghien (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 383-387, en Lettres de Turenne, p. 407).

4 De Spaanse gouverneur Bernardino, graaf van Rebolledo, hield in Frankenthal een garnizoen van 7 à 800 soldaten bijeen.

5 Eind december moest de gouverneur van Frankenthal de vesting Bad Kreuznach aan de Frans-Weimarsen prijsgeven; vgl. Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 398-399 en p. 638-639, en Lettres de Turenne, p. 408.

6 Na Mainz vervolgde het leger van maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, zijn mars. De plaatsen Bingen, Bacharach, Neustadt an der Weinstrasse (ten westen van Spiers) en Friedelsheim (nabij Bad Dürkheim) werden snel overmeesterd.

7 In Landau legerden nog 300 tot 400 soldaten van hertog Karel IV van Lotharingen. Het Franse opperbevel gaf luitenant-generaal Charles, markies van Aumont, opdracht om met 1200 infanteristen en 1500 ruiters de omsingeling van het bolwerk aan te vatten. Op de tweede dag, de 24^ste september, liep de markies een zware verwonding op, waaraan hij op 5 oktober overleed. De burggraaf van Turenne nam op 25 september het bevel over. Drie dagen later dwong hij de Lotharingse commandant ‘de Nettin’ tot overgave van de vesting (Gazette 1644, no. 129, ‘extraordinaire du XIX octobre 1644’: ‘La prise des villes et chasteaux de Landau et de Bacara, et du chasteau de Magedebourg, par l'armée du Roy, commandée par le duc d'Enguien’, en Mémoires du maréchal de Turenne I, p. 33-35).

8 De hertog van Enghien had bewust gekozen voor een grotere discipline in de Franse legers. Zijn waardig optreden droeg bij aan de bereidheid van vele verontruste bestuurders om de poorten van hun stad open te stellen voor de Franse legers; zie Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 388-391.

9 (Johann) Friedrich Pawel von Rammingen verdedigde in Parijs de belangen van prins Karl Ludwig van de Palts en de andere leden van de verdreven keurvorstelijke familie.

10 De hertog van Enghien liet in Mainz een Frans garnizoen achter. De taak van stadscommandant droeg hij op aan Charles-Christophe de Mazencourt, markies van Courval, tot voor kort gouverneur van het Frans-Weimarse garnizoen te Ueberlingen (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 387-388).

[p. 773]

des autres ouvrages autour de la place, où nous avons trouvé le plus grand defaut. Monsieur d'Espenan en est estably gouverneur.¹¹

Je croy que vous aurez sceu que le[s] Hessiens en nombre de 1800 chevaux et 1200 hommes de pied soubs le commandement du general-major Geyssen estoyent venus jusques sur le bord du Main, où ils ont petardé Hoest dans le mesme temps que nous nous sommes trouvez devant Mayance.¹² Mais les Bavarois en ayant eu advis et ayant detaché d'abord le colonel Sporck avec 600 et peu après Jean de Weert avecq 4000 chevaux, ils ont esté contraint de se retirer promptement jusques à Marpurg, où ils sont arrivez sans recevoir echecq. On escrit maintenant à monseigneur le duc que le comte d'Ebersteyn les a joint avec quatre mille hommes qu'il a ammenez du pay[s] de Coulogne.¹³

Je croy que nous attendrons le secours que nous emmene monsieur Magalotti,¹⁴ et qu'après nous pourrons passer le Rhin et nous joindre avec les troupes de madame la landgrave pour chasser les ennemis dela le Danube et prendre nos quartiers d'hyver dans le Wirtenberg. Monsieur le marquis d'Aumont a esté dangereusement blessé au siege de Landau.¹⁵ On dit que le duc Charles et Beck se trouvent aux environs de Treves. Gil de Haes doibt venir joindre l'armée bavaroise avec un corps d'infanterie qu'il mene d'Italie.¹⁶ L'electeur de Mayance se tient tousjours à Hermansteyn depuis sa retraitte.¹⁷ Il a fait descendre quant et luy le pont de batteaux des ennemis.

Je suis, monsieur,

vostre tres humble et tres obeissant fils,
D. de Groot.

11 Kardinaal Jules Mazarin had op 17 september de benoeming bevestigd van Roger de Bossost (Bossots), graaf van Espenan, tot gouverneur van Philippsburg (Lettres Mazarin II, p. 71-74; Mémoires du maréchal de Turenne I, p. 34, en Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 379).

12 De Hessische legerleider Johann Geyso trok met 4000 manschappen en 6 kanonnen langs de Main. Geheel onverwacht overmeesterde hij op 16 (of 19) september de stad Höchst ten zuiden van Frankfort (Doc. Boh. VII, p. 142 no. 416, en H. Lahrkamp, Jan von Werth, p. 148-149). Op 20 september waagden de Zwabisch-Beierse ruiters van generaal Johan van Werth en kolonel Johann von Sporck (ca. 1601-1679) een tegenaanval. De Hessen waren op de actie voorbereid (Gazette 1644, nos. 122 en 125, dd. 1 en 8 oktober 1644).

13 Vanuit zijn hoofdkwartier te Aurich in Oostfriesland deelde de Hessische bevelhebber Caspar, graaf van Eberstein, marsorders uit aan zijn soldaten in de garnizoenen aan de Nederrijn (Gazette 1644, no. 122, dd. 1 oktober 1644, en Foerster, Kurfürst Ferdinand von Köln, p. 267-268).

14 De Franse onderbevelhebber Pierre de Magalotti had positie gekozen aan de Saar. Zijn blik hield hij gericht op de troepen die hertog Karel IV van Lotharingen en de Luxemburgse gouverneur Johan van Beck in het land van Trier achter de hand hielden (Lettres Mazarin II, p. 81-87).

15 Supra, n. 7.

16 Op aanbeveling van de Zwabisch-Beierse generaal Johan van Werth kreeg de in Venetiaanse dienst getreden generaal-majoor Gilles de Haes (1597-1657) een aanstelling in het leger van hertog Maximiliaan I van Beieren (BNB V, kol. 136-139, en H. Lahrkamp, Jan von Werth, p. 148).

17 Ehrenbreitstein (Hermanstein) (citadel nabij Koblenz), oorspronkelijk bezit van de keurvorst-aartsbisschop van Trier, was na de gevangenname van aartsbisschop Philipp Christoph von Sötern een wijkplaats geworden voor de Mainzer keurvorst-aartsbisschop Anselm Kasimir Wambold von Umstadt (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p.387).

Au camp devant Landau, ce 28^me Septembre 1644.

Les Bavarois sont logez sur le Necker entre Hailbron et Heydelberg.¹⁸

18 Omstreeks deze tijd had de Zwabisch-Beierse veldmaarschalk François de Mercy een inspectiereis langs de Main afgesloten. Op 27 september keerde hij over Mudau terug naar zijn oude kwartieren aan de Neckar (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 630).

[p. 774]

Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de la reyne et couronne de Suede, à Paris, au fauxbou[r]g Saint-Germain, proche de la Charité.¹⁹

Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 25 Oct.

En in dorso: 28 Sept. 1644 D. de Groot.

19 Het hospitaal van de ‘frères de la Charité’ in de rue des Saints-Pères (Faubourg Saint-Germain) (Berty-Tisserand, Topographie historique du vieux Paris III, Parijs 1876, p. 218).