Lutetiae, 9 Iulii 1644.
Seditio plebis adversum tributum ad nova aedificia nescio an plane exstincta sit; consedit sane ad reginae huc reditum, et parlamentum laborat, ut rationes inveniantur placandae plebi. De Gravelingae obsidione spes pulchrae. De quadringentis quos in urbem intromittere Picolominaeus voluerat, aegre XX penetrarunt; caeteri aut capti aut caesi. Et opera bene procedunt Batavis monstratoribus. Legati Hispanici nomine regnorum Castellae, Arragoniae et aliorum gravissimas Romam querelas detulere de aulae Romanae rapinis ad canonum eversionem comparatis.Ga naar voetnoot11
|
-
voetnoot1
- Gedrukt Epist., p. 969 App. no. 713. Antw. op no. 6935, beantw. d. no. 6966.
-
voetnoot2
- Deze berichten komen ook voor in Grotius' nieuwsbrieven van 9 juli 1644.
-
voetnoot3
- Grotius wachtte op het bericht dat de Staatse convooivloot naar de Sont het Vlie had verlaten. Nieuwsgierig was hij vooral naar de instructies die de Staten-Generaal voor hun vredesmissies naar de hoven van koning Christiaan IV en koningin Christina hadden opgesteld.
-
voetnoot4
- Begin juni had het Parlement twee legers ingezet tegen het koninklijk garnizoen van Oxford. Koning Karel I en de prins van Wales vluchtten de stad uit. In Worcestershire beraadden zij zich over de stappen die zij tegen de troepen van de legerleiders Robert Devereux, graaf van Essex, en sir William Waller zouden ondernemen. Even werd gedacht aan de mogelijkheid van een hergroepering in Wales en Ierland, maar nadat de koninklijken berichten hadden bereikt over grote onenigheid in het kamp van de parlementsgezinden, veranderde de vorst zijn krijgsplannen. Snel bracht hij 4000 ruiters bijeen om de terugweg naar Oxford veilig te stellen (CSP Ven. 1643-1647, p. 110 en p. 112).
-
voetnoot5
- Don Alonso de Cárdenas, de Spaanse ambassadeur in Engeland, was de eerste diplomaat die het Londense Parlement officieel om een audiëntie had verzocht. Dit voorrecht werd hem de volgende dag verleend. Minder vlot verliep de toelating van de Staatse ambassadeur Albert Joachimi en de extraordinarii Willem
Boreel en Johan van Reede van Renswoude tot de vergadering van de ‘lords’ en ‘commons’ (Briefw. C. Huygens III, p. 502-504 en p. 508-509).
-
voetnoot6
- Willem de Groot had inzage gekregen in het Nederlandtsche Placcaet-Boeck, vervattende in twee deelen alle de placcaten, ende ordonnantiën, uyt-ghegeven bij de Hoog-Mogende Heeren Staten Generael ... sedert 1581 ... tot op den teghenwoordighen Jare 1644, Amsterdam 1644. In deel I, p. 449-450, stond het ‘Placcaet, tegen de Apologie Grotii, den 24 Novembris, anno 1622’, afgedrukt.
-
voetnoot7
- De twaalf tafelen, oudste optekening van het Romeinse recht.
-
voetnoot8
- De bejaarde remonstrant Johannes Wtenbogaert kon niet meer voldoen aan het verzoek om zijn ‘godzaelige bedenckingen’ op schrift te stellen.
-
voetnoot9
- De Amsterdamse drukker-uitgever dr. Joan Blaeu had in januari 1644 belangstelling getoond voor een bijgewerkte uitgave van Grotius' De iure belli ac pacis (BG nos. 571 en 572). Het dossier met aanvullingen en verbeteringen kreeg hij in februari al tot zijn
-
voetnoot9
- beschikking, maar over zijn vorderingen liet hij zich niet uit. Even weinig mededeelzaam was de uitgever over het ter perse brengen van Grotius' Anthologia Graeca (BG no. 534) en poemata.
-
voetnoot10
- Grotius vermoedde ‘een farce van mijnheer den cancellier van Swede’ achter de benoeming van Marc Duncan de Cerisantes tot koninklijk commissaris in Deense aangelegenheden aan het Franse hof; zie nos. 6939 en 6949.
-
voetnoot11
- De Spaanse ambassade in Rome verweet de ‘Barberini’ (paus Urbanus VIII en diens neven Francesco en Antonio Barberini) dat zij met de geldverslindende oorlog over de rechten op het hertogdom van Castro de Franse factie in de kaart hadden gespeeld; vgl. V. Siri, Il Mercurio overo Historia de' correnti tempi IV 2, p. 546, en Pastor, Gesch. Päpste XIII 2, p. 874-876.
|