Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 15
(1996)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd6891. 1644 juni 4. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Die van de Vereenigde Nederlanden, zoo ick zie, zullen haer in de zaecken van Swede ende Denemarck [niet binden]; maer toonende te letten alleen op haer eigene interest, zullen haerzelve alleen tot vrunden houden. 'tGunt uEd. adviseert van Neef ende Sophi heb ick lang gemerckt.Ga naar voetnoot2 Te Munster zullen de gezanten hapermarctGa naar voetnoot3 vind[en]. Ydereen let daer zeer op zijn hoocheit ende alle de werelt heeft het ooge op hetgunt daer passeert. Men spreect hier van het belegh van Grevelingen, 'twelck een groot stuck waer.Ga naar voetnoot4 't Retardement van 't octroi van Oost-Indië magh pretexten nemen zoo men wil, maer is zeer schadelijck zoo aen 't generael als aen de particulieren.Ga naar voetnoot5 Niet alleen zal het parlement verdeeling vinden over de kerckelijcke regiering, maer | |
oock over de jalousie ende misvertrouwen van de communes tegen de lords,Ga naar voetnoot6 inzonderheit tegen den grave van Essex.Ga naar voetnoot7 Monsieur Casaubon, canonick van Canturberg,Ga naar voetnoot8 is van zijne beneficiën gepriveert ende driemal geciteert zijnde bij het parlement, is bij SeldenusGa naar voetnoot9 ende andere vrunden geraiden zich te vertrecken in Vrancrijck. 4 Iunii 1644.
De uwen van den 25e Mey is wel ontfangen.Ga naar voetnoot10 | |
Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, raed in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port. In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot uyt Paris, den 4 Juny 1644. |
|