nus HogerbetiusGa naar voetnoot8 cum in carcerem Lupesteniae duceremur:Ga naar voetnoot9 princeps provinciarum facta est sub tributo. Nihil dici potuit verius. Minusculae illae inter se coniurantes legem dicunt Hollandiae et eam in impensas damnant. Nihil vidi iniquius. Et haec vidimus nos agitari antequam caperemur. Haec futura aperte dixi, cum libertati essem redditus.Ga naar voetnoot10 Si Amstelodamenses, ut nunc sapiunt, sapuissent nostro tempore, mansisset status ille non malus, qualis fuerat post Licestrii temporaGa naar voetnoot11 ad nostram captivitatem. Drentanos puto nihil iniuste postulasse.Ga naar voetnoot12
Didericus Dutlingae fuit, captus est,Ga naar voetnoot13 sed cui obtigerit, Agamemnoni, Menelao an Ulyssi, nescitur.Ga naar voetnoot14 De singulari illo certamine non male iudicas.Ga naar voetnoot15 Multis id maioris mali omen videtur. Cornelius noster nihildum cum Venetis transegit.Ga naar voetnoot16
Audio parari editionem novam Apologetici nostri,Ga naar voetnoot17 nescio Latine an Hollandice an lingua utraque. Nihil mutari velim, errata typographica bene corrigi. Si velit librarius addere ad finem acta quae sunt in Voto contra RivetumGa naar voetnoot18 et quae seorsim sermone Hollandico sunt edita,Ga naar voetnoot19 patiar, dum ne ego dicar novae editionis auctor.
Miror de agris illis quos in solutum acciperet Didericus, me nihil per vos intellige-
| |
Scribebam 9 Ianuarii 1644.
|
-
voetnoot1
- Gedrukt Epist., p. 962 App. no. 686. Antw. op no. 6621 (dl. XIV), beantw. d. no. 6655.
-
voetnoot2
- De ‘Amsterdamse’ brief van Willem de Groot, dd. 4 januari 1644, kreeg Grotius pas op 12 januari in handen; vgl. no. 6631.
-
voetnoot3
- De zojuist aangetreden Delftse burgemeesters Joost Jacobsz. van Adrichem (1574-1653) en Ewout Jansz. van der Dussen (1574-1653); zie no. 4453 (dl. XI), en R. Boitet, Beschryving der stadt Delft, Delft 1729, Naamlijst van de Heeren schouten, burgermeesteren, p. 143.
-
voetnoot4
- Johan van Berckel ‘de jonge’ (ca. 1603-1662), ontvanger van de gemenelandsmiddelen te Rotterdam, was voorgedragen voor het ambt van ontvanger-generaal van Holland (NNBW II, kol. 128; E.A. Engelbrecht, De Vroedschap van Rotterdam, p. 90 en p. 169-170).
-
voetnoot5
- De Rotterdamse brouwer Pieter Christiaensz. Prins (1583-1650) en diens echtgenote Lysbeth (Elisabeth) Ewoutsdochter Bijlewerff (1590-1656) hadden Grotius in de eerste maanden van zijn terugkeer in de Republiek (1631) met raad en daad bijgestaan; zie nos. 1682, 1690 (dl. IV) en no. 2003 (dl. V). Hun dochter Elisabeth was op 12 oktober 1631 in het huwelijk getreden met de ‘jonge’ van Berckel (NNBW II, kol. 1132-1133).
-
voetnoot6
- De bezwaren die mr. Nicolaes Stellingwerff, pensionaris van Medemblik, had laten gelden tegen de kandidatuur van ‘commies Kettingh’. Zijn advies werd door de Staten van Holland overgenomen: op 29 januari 1644 viel een beslissing ten gunste van Johan van Berckel (Res. SH, dd. 22 december 1643 en 29 januari 1644). De gepasseerde commies ontving in 1646 de benoeming tot thesaurier- en rentmeester-generaal van de prins van Oranje (van Kretschmar, in Jaarboek CB voor Genealogie 38(1984), p. 113-115).
-
voetnoot7
- De noodzaak om de gedeputeerden ter generaliteit veel preciezer te instrueren. In de Staten van Holland hadden de afgevaardigden van de steden al op 5 augustus 1643 de aan hun nieuwe instructie gekoppelde eed afgelegd. Alleen Johan van Mathenes, die de Hollandse ridderschap in de vergadering van de Staten-Generaal vertegenwoordigde, weigerde zich te binden aan de strengere voorschriften. Hij zwichtte echter op 28 januari 1644 (Aitzema (fo) II, p. 910-914).
-
voetnoot8
- Rombout Hogerbeets (1561-1625), pensionaris van Leiden van 1617 tot zijn inhechtenisneming op 29 augustus 1618, was op 18 mei 1619 tot eeuwigdurende gevangenschap veroordeeld (NNBW IX, kol. 384-389).
-
voetnoot9
- In de nacht van 5 op 6 juni 1619 werden de twee Hollandse pensionarissen naar hun Loevesteinse kerker geleid; vgl. Grotius' ‘Memorie van mijne intentiën ende notabele bejegeningen’ in Verhooren en andere bescheiden betreffende het rechtsgeding van Hugo de Groot, p. 1-80.
-
voetnoot10
- In 1622 verdedigde Grotius het Hollandse standpunt in zijn Verantwoordingh van de Wettelijcke Regieringh van Hollandt ende West-Vrieslandt/ Apologeticus eorum qui Hollandiae Westfrisiaeque et vicinis quibusdam nationibus ex legibus praefuerunt ante mutationem quae evenit anno MDCXVIII (BG nos. 872 en 880).
-
voetnoot11
- Robert Dudley (ca. 1532-1588), graaf van Leicester, deed in april 1588 afstand van zijn bestuurlijke taken in de Republiek (DNB XVI, p. 112-122; NNBW IV, kol. 891-901).
-
voetnoot12
- Vertegenwoordigers van het landschap Drenthe hadden het recht opgeëist om een drost naar eigen keuze te benoemen. Een
scheidsrechterlijke uitspraak van de Haarlemse pensionaris mr. Albert Ruyl sterkte hen in hun overtuiging.
-
voetnoot13
- De Frans-Weimarse officier Dirk de Groot had de slag bij Tuttlingen (24-25 november 1643) overleefd. Een brief, waarin hij zijn wederwaardigheden verhaalde, was onderweg; zie no. 6606 (dl. XIV) en nos. 6649 en 6650.
-
voetnoot14
- De krijgsgevangenen werden als buit verdeeld onder de overwinnaars: de keizer (Agamemnon), de hertog van Beieren (Menelaus) en de opportunistische hertog Karel IV van Lotharingen (Ulysses/Odysseus).
-
voetnoot15
- Het duel dat Maurice, oudste zoon van Gaspard III de Coligny, hertog van Châtillon, op 12 december 1643 met Henri II de Lorraine, hertog van Guise, was aangegaan om de eer van Condé's dochter Anne-Geneviève de Bourbon, hertogin van Longueville, te redden.
-
voetnoot16
- De Venetiaanse autoriteiten wilden Cornelis de Groot graag in dienst nemen als troepenwerver in Frankrijk.
-
voetnoot17
-
Supra, n. 10. Een Parijse drukker verzorgde in 1640 een herdruk van de Apologeticus (BG no. 883). In de Republiek rustte er een verbod op de uitgave van dit werk; zie no. 6655.
-
voetnoot18
- Grotius had in zijn Votum pro pace ecclesiastica, Parijs 1642 (BG no. 1183), ‘ad articulum XVI’ enkele, in het Latijn vertaalde documenten over zijn inhechtenisneming in 1618 opgenomen.
-
voetnoot19
- De eveneens in 1642 verschenen Autentycque stucken, raeckende de saecke van den heer Hugo de Groot ... (BG no. 889).
-
voetnoot20
- De uitbetaling van het geld dat Bernhard, hertog van Saksen-Weimar († 18 juli 1639), zijn officier Dirk de Groot had toegedacht. Na vele aanmaningen nam Grotius zich voor om het bedrag via de rechter te verhalen op de Saksisch-Weimarse goederen onder beheer van Joachim de Wicquefort, de Hessische resident in de Republiek; zie nos. 6504 en 6524 (dl. XIV), en B. Röse, Herzog Bernhard der Grosse von Sachsen-Weimar II, p. 338.
-
voetnoot21
- Charles, markies van Aumont (1606-1644), werd belast met het neerslaan van de oproeren in de Poitou, de Saintonge en de wijde omtrek van Angoulême (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV I, p. 218-219).
|