Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 14
(1993)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd6418. 1643 september [12]. Aan N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheer, Ick heb gezien de instructie ende den eedt bij die van Hollant geconcipieert voor de gedeputeerde ter generaliteit.Ga naar voetnoot2 Ick vinde goed het vaststellen van de souveraineteit der provinciën.Ga naar voetnoot3 Om 'tzelve te bevestigen zal noodigh zijn dat in de placcaten ende ordonnantië[n] van de Staten-Generael spreeckende aen de provinciën werde gestelt ‘verzoecken’, gelijck eertijds plagh te geschieden, niet ‘bevelen’, gelijck daernae is gepractizeert. Ik heb Goch, gedeputeerde van Gelderlant, ende Muis in HollantGa naar voetnoot4 ronduit hooren sustineren dat bij de Unie de souveraineteit aen 't gemeene corpus van de provinciën was gegeven.Ga naar voetnoot5 Indien bij 't maincteneren van de religie, zoo die nu is, verstaen werdt dat die van 't gevoelen van de Synode van Dordrecht zullen houden de publique gages ende kercken, dat can passeren. Maer zoo men wil alle ‹die› aen de regiering deel hebbende verbinden te verclaeren dat zij zijn van 'tzelve gevoelen ende alle anderen houden voor inhabyl, dat zal quaed doen. De exceptie gestelt bij 't ontfangen van gaven, uitgenomen die bij civyle rechten zijn toegelaten, gaept zeer verre.Ga naar voetnoot6 't Waer beter de voet van Venetië te volgen ende beter gagiën te geven aen de gedeputeerden.Ga naar voetnoot7 19 [sic] Septembris 1643. | |
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 10 [sic] Sept. 1643 uyt Paris. |
|