Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 11
(1981)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermdBijlage no. 21 Bij no. 4891
| |
mine maecken alsoff sij deselve plaetse attacqueren wilden, maer is niet wel geloofflick. Alhier vreest men dat sij op den Rijnstroom om uyt dese stadt haer nootdruft te trecken comen sullen. Dese Gulicksche landen sullen daerover weder te lijden hebben, ende mochte men wel in 't land van Gulick, in plaetse van eenen, twee generalen als Picolomini ende LamboyGa naar voetnoot5 becomen. Desen morgen arriveerden alhier vijff ruyters van Christiaen UlrichsGa naar voetnoot6 trouppen relaterende, dat deselve gisteren bij der Nieustadt in 't Suyrlant, van de Statische sijn geattacqueert ende gants geslagen worden, alsoo wat niet metter vlucht gesalveert, gevangen oft dootgebleven zij. Na haer seggen is Christiaen Ulrich selfs gevangen, hadde sich in 't minste deses overvals niet versien meenende noch in Priester Janslant te wesen. Den heere palsgraeve van NieuborchGa naar voetnoot7 heeft tegens den 20. deses eener lantdach tot Dusseldorp uytgeschreven. Op denselven dach sullen de Gulicksche ende Berchse stenden alhier t'samen comen. Ick twijffele off sij harer vorstelijcke Doorluchticheit obediëren ende erschijnen sullen. Tot de trouppen bij mijne voorgaende gemelt, die sich bij Francfurt versamelen, hadden de gouverneurs van Franckendael ende PhilipsborchGa naar voetnoot8 ettelicke hondert mannen gevoecht. Men meende, dat den gouverneur van Philipsborch de directie daervan hebben soude. Ceulen, den 17 October 1640. | |
Bovenaan de brief staat: Bilderbeecq. |