Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 9
(1973)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3878. 1638 december 5. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijn Heer, Wij en weten niet wel, wat wij van Brisac sullen geloven. De gevangenen ende overloopers brengen verscheide advysen. Een brief, die ReinackerGa naar voetnoot2, gouverneur van Brisac, schrijft aen GotzGa naar voetnoot3 seit, dat het eeten haer noch niet en ontbreeckt. De gemeenste opinie is, dat sij noch voor een tijdt paerdevleesch hebben. Hoeveel daer binnen is, t'selve is onbekent. Den 14 Novembris wierd noch broodt uitgedeelt. Den hertogh van WymarGa naar voetnoot4 verstaende de aencomste van PiccolominiGa naar voetnoot5, die door Lutzenburg is gepasseert, heeft dien berg, die naest de stad legt, doen aentasten ende een schipbrugge gemaect beneden de stadt. Schijnt selff Gotz tegen te willen gaen, eer Piccolomini sich daerbij voegt. Denselve Gotz heeft bij de laeste monstering bevonden sestien duisent man ende is apparentelijck nu meester van Blumberg ende Gutenberg, twee casteelen bij hem beschoten, waerbinnen den hertogh van Wimar eenige vivres heeft ende clein garnisoen, doordien hij alle garnisoenen verswackt heeft om volck van daer te trecken. T'schijnt Gotz' mening is Laufenburg ofte Rijnfelt aen te tasten, alsoo hij passagie versocht heeft aen die van Schaffenhusen, die men meent het selve niet en sullen weigeren om te beter te blijven in termen van neutraliteit. Evenwel groote tochten door haer lant laeten de Switsers niet toe ende hebben onlancx de pausgesinde cantons sulcx geweigert aen de keiserschen, die uit Italië eenigh volck in Duitschlant wilden doen passeren. Den hertogh van LonguevilleGa naar voetnoot6 heeft wel ses hondert man den vijant afgeslagen, als hij Luneville stormender hant heeft ingenomen. Sent nu drie duisent man te voet, ses hondert paerden van de zijnen aen den hertogh van Wymar, die de selve, soo men Brisac sal moeten bestormen, wel van noode heeft. Van de conspiratie te Metz is soo veel niet geweest als men gesegt heeft. Evenwel blijft het misvertrouwen tegen den hertogh van EspernonGa naar voetnoot7, aen denwelcke nu is benomen de bewaering van t'casteel Trompette te Bourdeaux. Te Dolen ende in t'graefschap van Bourgogne is den honger ende de overlast van de soldaten seer groot. Hier een neef van RadzivilGa naar voetnoot8 mede deselve naem voerende, gecomen met groote train, doch als particulier; soo hij de saecke van den prins CasimirGa naar voetnoot9 meent te recommanderen, sal niet op doen, ten zij den conincGa naar voetnoot10 ende t'rijck Polen Vrancrijck willen verseeckeren van dat denselve prince niet en sal doen tot Vrancrijcks naedeel. Ick wilde wel weten, oft het apparentie heeft dat eenige in | |
Moscovie den selve prins Casimir souden willen Groot Vorst maecken van haer lant. 5e Dec. 1638 te Paris. | |
Adres: Mijn Heer Mijn Heer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant In Den Hage. In dorso schreef Van Reigersberch: broeder de Groot, vyt Paris den 5 Dec. 1638. |
|