Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 9
(1973)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd3510. 1638 maart 29. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mon frère, De vreucht over de groote victorie van den hartoch van WeymarenGa naar voetnoot2 wert ons twee dagen, naer wij de tijdynge daervan hadden ontfangen, wat getempert met advisen van Maestricht medebrengende, dat eenyge troupes van de nieuwe Franse lichtynge, in het retranchement wel tot 1200 off 1300 versamelt, in den morgenstont bij de PicolominscheGa naar voetnoot3 sijn overvallen, 200 dootgeslagen ende gevangen, de reste gedissipeert, alles door quade wacht, sijnde de keyserse in het quartier geweest, eer sij waren ontdeckt ende ingebroocken, daer het sterck[s]t was, omdat het swackste deel bij tweehondert musquetieren van het garnisoen van Maestricht wiert bewaert. Den viant stack terstond invallende de huysen in brant, soodat off de personen met de vlucht op de contrescharpen van Maestricht haer hebben gesalveert, de wapenen met wel driehondert paerden sijn verbrant. De vicomte de TurenneGa naar voetnoot4, die weynych uyren naer dit desastre daer is gecommen endeGa naar voetnoot5 die troupen, die men seyt tot 8000 te voet, 2000 [te paerd]Ga naar voetnoot6 wil maecken te commanderen, doet devoir om de verstroyde te versamelen, doch sonder verachterynge ende groote schade van die lichtynge sal hetselve qualijck geschieden. Den conynck van VranckerijckGa naar voetnoot7 schijnt van meenynge te wesen om dat volck in Vranckerijck te gebruycken, doch sullen beswaerlijck te water ofte te lande daer connen worden gebracht. De lantgravinneGa naar voetnoot8 heeft van Vranckerijck vijftich duisent rijxdaelders ontfangen; heeft apparentie, dat, mits het succes van den hartoch van Weymaren, de keyserGa naar voetnoot9 haer soo goede conditiën sal aenbieden, dat den tresves in een vrede sal veranderen. Den oversten FerensGa naar voetnoot10, die onder den ceurvorstGa naar voetnoot11 het beleyt van sijne Hoocheyts troupen hebben sal, is met sestych duysent rijxdaelders tot lichtynge van ruyterie vertrocken; naer ick noch ben bericht schijnt het voornemen van sijne Altesse niet meer als 4000 voetknechten, 2000 paerden te lichten, houdende voorts het ooge op de Hessische troupes. Engelant hoort men niet, dat in het spel comt ende is Meppen wt de coninginnesGa naar voetnoot12 ende ceurvorst verspaerde penyngen gecocht, die tot dese lichtynge hare reste bijsetten door instigatie - soo discoureert AelianusGa naar voetnoot13 - van degenen, die | |
meenen sij te veel luyster noch houden, want groote effecten wacht hij daer niet van. Den cardinael-infanteGa naar voetnoot1 souckt gelt te vinden wt vercopynge van heerlijckheden; om waertegens soo veel doendelijck te versien, is bij contrarie placcaet vanwegen desen staet een yder genotificeert, dat soodanyge cooppen in de landen van contributie, waer de wapenen van dese landen commen, sullen werden gehouden als niet gedaen. De keyserse, naer meer als 12 dagen resistentie van die van Aecken ende beschieten van de stat met 270 schoten daechs, hebben met capitulatie inquartierynge daerbinnen gecregen ende is bij den keyser aen die van Calcar ende Santen ende andere Cleeffse steden geschreven, sij de troupes van Picolomini in souden nemen, hetgene hier bedencken geeft. De ordonnantie van de hondert vijftich duysent guldens over de drie maenden secours, bij den heer SpierynckGa naar voetnoot2 dus lange gesolliciteert, wert nu eerst gedepescheert, ende off die noch vooreerst de forme hebben sal, die den heer Spierynck begeert, twijfele ick seer, alsoo eenyge den heer CamerariusGa naar voetnoot3 favoriserende deselve op des gemelten ambassadeurs name willen depescheren; doch dat en sal niet swaer zijn te redresseren. UffoGa naar voetnoot4 is BeriaGa naar voetnoot5 gans niet gunstych, maer bij CimonsGa naar voetnoot6 volck vermach GertGa naar voetnoot7 seer veele. Eenyge provintiën als Zeelant ende Groenynge hebben alrede continuatie van het subsidie voor een jaer geconsenteert; indien wt publycke insichten ware te wenschen. In Hollant is de schaershyt van gelt seer groot, den 200den penynck is genouchsaem boven het haerstedegelt geconsenteert. Naer Polen is monsieur PelsGa naar voetnoot8 met een brieff van de Staten-Generael vertrocken; heeft mij tevoren van nieuws sijnen soonGa naar voetnoot9 ger[e]commandeert, met verseeckerynge, dat uEd. geen goetaerdyger ende activer verstant soude connen kiesen, doch alsoo denselven sijnen soon op sijne reyse mede heeft genomen, versouckt, indien uEd. hem gelieft te gebruycken, twee maenden tijt, eer die uEd. toe soude connen senden. Soo haest ick uEd. intentie weet, sal ick sien deselve sijne Ed. bekent te maecken. Den heer pensionaris BeaumontGa naar voetnoot10 heeft mij voor desen verscheydemael ende noch binnen weynych dagen aengesproocken, off hij niet soude mogen syen uEd. concepten de autoritate magistratus circa sacraGa naar voetnoot11, waervan hij wel yet ten dienste van den staet soude willen gebruycken sonder verder communicatie. Ick sal garen weten, wat ick daerop sal antwoorden. | |
Wij hebben hier tijdyngen, dat de Dunkerckers met 28 zeylen in zee sijn, doen groote diligentie om tegens wint op te commen. D'opinie is sterck, dat het, gelijck ick voor desen hebbe geschrevenGa naar voetnoot1, op het eylant St. Martin is aengeleyt. Op wech hebben ontmoet een vlote commende van Bordeaux, Rochelle, Nantes, daerbij waren vijff convoyers; een van deselve vooruyt seylende ende daeronder raeckende ontdeckte hare gedeguiseerde vlagge. Die convoyer hout men bij haer is verovert, maer de vlote is daerdoor gewaerschout om haer te salveren; hoe het afgelopen is, weet men noch niet. Hoe het met de betalynge van de penyngen aen desen staet belooft al gaet, vernemen wij noch niet. Dat den hartoch van BeyerenGa naar voetnoot2 groot devoir doet volck op de been te helpen, GotsGa naar voetnoot3 marcheert, gelooft men hier ende wert gevreest, indien Rijnsvelt tegens hout [ende] het Franse secours niet haest marcheert, de groote victorie van den hartoch van Weymaren (v)an cleine operatie wesen sal. Desen 29 Martii 1638. | |
Adres: Mijn Heer Mijn Heer de Groot, Raet ende Ambassadeur van de Coninginne ende Croone van Sweden bij den Alderchristelijcksten Conynck. In dorso schreef Grotius: 29 Marty 1638. N. Reigersberg. En boven aan de brief: Rec. 8 April. |
|