Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 6
(1967)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2490. 1636 februari 23. Van N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mijn Heer, Over acht dagen van SocratesGa naar voetnoot2 commende hebbe ick uEd. geschreven, dat min hope van AlcaeusGa naar voetnoot3 is, overmits CimonGa naar voetnoot4 sonder VindexGa naar voetnoot5 met Mustafa BassaGa naar voetnoot6 in gespreck niet en wil commen ende VirginiusGa naar voetnoot7 toont daer geen genegentheyt toe. CalaberGa naar voetnoot8 kan niet verstaen men TheodoretusGa naar voetnoot9 off ClemensGa naar voetnoot10 cassere; bijGa naar voetnoot11 AristotelesGa naar voetnoot12 is cleyne directie ende weynych apparentie van beterynge. ManliusGa naar voetnoot13 meent men, dat selffs ontslagynge sal versoucken, siende het anders niet wesen mach. AismaGa naar voetnoot14 is nu bij AristotelesGa naar voetnoot15 ende heeft IovinianusGa naar voetnoot16 wt de discoursen van sijne confidente gemerckt, dat hij impressie geeft, alsoff SophiGa naar voetnoot17 met gelt licht alles bij de RoseGa naar voetnoot18 sal quiteren. Van wat insichten hij is, weet ick niet, maer vint groot credyt bij HannoGa naar voetnoot19 ende meer andere, soodat geen apparentie is door deselve te beleiden, dat yemant anders met XenocratesGa naar voetnoot20 spreecke. | |
Den hartoch van BouillonGa naar voetnoot1, die hem noch voor de catholycke niet heeft verclaert, meent men, dat bij de religie sal connen werden geconserveert; hij crijcht aenschrijvens van veel treffelijcke personen. Bij die occasie heb ick hooren spreecken, hoe dat een raetsheer van Aix, catholyck sijnde, door het lesen van de Schriftuyre van de religie is geworden, ende ingestelt heeft een bouck tegens de catholycke, soo bondych, dat niet treffelijcker en is gezienGa naar voetnoot2. Soo dat ware te becommen, bidde, dat ick een exemplair mach crijgen. Ich heb gesien de cronique van Crymasus(?) in Brabant gedrucktGa naar voetnoot3, inhoudende een trefflijck elogium van den advocaetGa naar voetnoot4. Den heer BeverenGa naar voetnoot5 staet op sijn vertreck naer Engelant. Desen 23 Feb. 1636.
CaesarsGa naar voetnoot6 volck, die ick over twee dagen van nieuws heb gesproocken, beloven int corte wat goets te sullen doen. SozimusGa naar voetnoot7 ende de sijne spreecken van veertych nieuwe regimenten, die elck van tweeduysent man boven de oude troupes sijn gelicht. QuastGa naar voetnoot8 is ontslagen ende wacht men eerstdaechs sententie van de ander gevangen cappiteynGa naar voetnoot9. Van uEd. soonGa naar voetnoot10, off hij bij de heer cancelier blijft, hoor ick niet. | |
Adres (met andere hand): Mevrou Mevrou De Groodt tot Paris. In dorso schreef Grotius: 23 Febr. 1636 N. Reigersb. En boven aan de brief: rec. 8 Martij. |
|