Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 5
(1966)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd2055. [1635 april 12]. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Ik versta noch niet het oogmerk van die van Charenton. Aan Monsr. de OrGa naar voetnoot2 hebben zij doen zeggen, zoo hij bij de consistorie wil komen en verzoeken ten avondmale toegelaten te worden met belofte van zijne opinie bij zich te houden, dat het hem zoude worden toegestaan. Die wet zoude ik niet willen ontfangen, alzoo ik vrijheit wil houden om bij gelegentheit en met moderatie 't gevoelen van MelanchtonGa naar voetnoot3 uit Godts Woordt, goede redenen en overeenstemming van de beste tijden voor te staan. DrelincourtGa naar voetnoot4, een van de vier predikanten, heeft voor dezen gezegt, dat zijn verstant is, als de lutherschen zonder iets te zeggen bij hen ter communie zouden komen, dat bij hen zoude geduid worden als een stilzwijgende afstant van het luthersche gevoelen. In het advys, dat zij in Duitsland hadden gezonden, was ook een clausel, die buiten twijfel den lutherschen aanstoot zoude hebben gegeven; zoodat men op alles wel moet letten om in deze jaren geen faute te doen, maar denken om 't geen ik noch jong zijnde in 't grafschrift van ArminiusGa naar voetnoot5 heb gezegt. Piaeque purus aequitatis adfectus
Damnatus aliis ipse neminem damnat;
Modestiaeque limitem premens donat
Nunc verba Vero, nunc silentium Paci.
|
|