Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 5
(1966)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1933. [1634 juli 13.] Aan Frederik HendrikGa naar voetnoot1.Hooggebooren Vorst, Doorluchtige Heer, Na lang gedult heb ik uit verscheide conditiën, die mij voorquamen, den dienst van de Kroon van Zweden verkoren, welke zoo door alliantiën als gemeene intresten zeer na met het landt mijner geboorte is verbonden; zulks ik met reden hope, indien God Almachtig mij tot vertroosting van zoo vele swarigheden 't geluk vergunne van eenige goede diensten te doen aan het Zweedsche Rijk en deszelfs bondtgenooten, dat hetzelve ook bij gevolg zal strekken ten beste van de landen van het gouvernement uwer Excellentie, welke ik van jongsaf en voorts door mijn gansche leven oprechtelijk heb geëert en gezogt te behagen, God altijdt biddende, gelijk ik nu ook dezen met deze bede zal sluiten, dat het hem gelieve, Hooggebooren Vorst, Doorluchtige Heer, Uwe Excellentie, met Mevrouw de Princesse, zijne GemalinGa naar voetnoot2, en hare Vorstelijke kinderenGa naar voetnoot3, lang te sparen tot welvaren van de Landen, te zegenen met een voorspoedige Regering, en met overwinningen te kroonen. Uwer Excellentie ootmoedigste Dienaer
|
|