Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 5
(1966)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1774. 1632 augustus 15. Van F. LindenbrogGa naar voetnoot1.1775. 1632 augustus 17. Aan Maria JuniusGa naar voetnoot2.Seer waerde juffrouw ende sonderlinge vrundinne, Ick danck uE. van de continuatie van uwe affectie ende Christelijcke vertroostinge. Mijn huisvrouw is nu hier, Godt sij gelooft. Ick heb mij ontrent drie maenden gehouden tot Dockinghoede op een hofstede van mijn neef van der MoerGa naar voetnoot3 ontrent twee mijlen van Hamburg; meenen aldaer noch tot het einde van September te blijven ende daerentusschen te sien, wat ons sal staen te doen. Ons comen verscheiden gelegentheden voor, waervan wij hoopen, dat Godt ons de genade sal doen van de beste te kyesen. Conde ick daerentusschen, ofte oock op wat plaets dat ick hier naemaels sal sijn, genieten de conversatie ende t'samenspraeck van D. Nerano, sulcx soude mij ten hoochste aengenaem sijn, ende noch meer, soo ick hem ergens inne dienst conde doen, daertoe ick mij geobligeert houde soo om sijne deuchden als om de uwe. Middelertijdt bidde ick Godt, dat hij sijn vaderlijck oogh wil houden over uE. beide ende over alle, die nae de vrede Israels verlangen. Tot Hamburg, daer ick nu ben voor twee of drie dagen. Den 7/17 Augusti 1632. UE. dienstwillige
| |
Adres: Eerbare deuchdenrijcke juffrouw juffrouw Neranus. |
|