Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 4
(1964)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1425. 1629 september 21. Aan N. van ReigersberchGa naar voetnoot1.Mon frère, Ick meen uE. nu weder t'huis sal sijn gecomen, daerom sende ick uE. desen brieff, off misschien uE. geraden mocht vinden denselve te bestellen. Soo niet, sal het genoech sijn, dat uE. doe verstaen, dat ick hier alles gedaen heb, dat mijn mogelijck is geweest voor Sijn Excellenties reputatie ende oock d'eerste ben geweest, die te Parijs ruchtbaer heb gemaeckt het veroveren van 's Hertogenbosch geleden nu ses dagenGa naar voetnoot2, alsoo ick de tijdinge van goeder handt had ontfangen. Wat aengaet de occurrentiën alhier, daervan heb ick d'Heer van der MylenGa naar voetnoot3, die geduirende uE. absentie in sijne communicatie is gesuccedeert, ten deele oock aen mijn broeder de Groot doen weten ende sal wederom als het uE. gelieft onse correspondentie hervatten. Mijn huisvrouw ende kinderen doen haere gebiedenisse ende recommenderen uE. het procesGa naar voetnoot4, opdat wij eens mogen weten wat hij (sic) te doen hebben. Den 21 September 1629. UE. dienstwillige broeder
| |
Adres: Mijn heer, Mijnheer Reigersberg Raedt van den Hoogen Raide in Hollant In 's Gravenhage. In dorso schreef Grotius(?): den 21 Sept. 1628 (sic). |
|