Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 3
(1961)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1151. 1627 mei 31. Van J. BrasserGa naar voetnoot3.Laus Deo. Den 31 Mayo 1627. In Amsterdam. Mon couzijn, Wt de bijgaende remonstrantieGa naar voetnoot4 ontrent een maent geleden alhyer overgegeven kan uwe E. syen de constitutie deser kercke. In meest alle de andere steden es gelijcke debvoir gedaen. Thyen dagen geleden zijn de heeren Staten van Hollandt gescheyden, hebbende goet gevonden nyet de placcaten jegens de remonstranten te renoveren, maer den officieren aen te schrijven, dat se deselve sullen hebben te houden voor een ewich edict, zoodat tot onderlinghe verdrachsaemheyt noch weynich aparentie es. Godt wil alles ten besten styeren ende de heeren wijsheyt geven. 29 Junij salder wederom vergadering zijn, omme te syen, off men nyeuwe middelen can ramen, dyeder wel nodich zijn. Biddende mijn eens te advyseren, wat aparentie datter tot den vrede off oorlooge es tusschen Vranckrijck ende Engelandt. Zoo de oorlooge - dat Godt verhoede - voortgaet, salt voor de negotie deser landen seer schadelick zijn. Den Oosterschen handel zijn wij voor desen tijt mede meest quyt door de oorlooge tussen Sweden ende Poolen, zoodat het hyer begindt slecht wt te syen. Vant arrivement van onse ambassadeursGa naar voetnoot5 aldaer es noch geen advys, maer | |
wel dat zij de Sont gepasseert zijn. Den Sweedt es met veel schepen ende galeyen ophebbende 10 duysent man in zee gekoomen, hadde noch een leger van 15 duysent man int velt. Den Pool es mede wel gemoet, den tijt sal voorts leeren. Den coninck van DenemarckensGa naar voetnoot1 saecken blijven in eenen staet, heeft nu wederom veel volckx bij den anderen. Hyermede met nichte na vrundelicke groetenis Godt almachtich bevoolen. Uwer E. dyenstw. couzijn
| |
Adres: Aen Mijn Heere Mijn Heere Hugo de Groot tot Parijs. In dorso schreef Grotius: 31 Mey 1627 I. Brasser. |
|