Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 2
(1936)–Hugo de Groot– Auteursrecht onbekend775. 1622 Juli 28. Aan R. HogerbeetsGa naar voetnoot1.Mijnheer, Ick had U.E. onlancx geschreven door de soon van den burgemeester HooftGa naar voetnoot2, maer hy is gevangen geworden ende de brieven geïntercipeert. Daer en was niet sunderlinx in dan dat ick U.E. liet weten de voortganck van de ApologieGa naar voetnoot3. U.E. zoonGa naar voetnoot4 is wel te pas, ende alsoo ons huys - waervan D. Tilenus een deel bewoont - te cleyn was, soo heb ick hem tot mons. d'Or gerecommandeert, dye maer twee off drye huysen van ons en woont, soo dat hy dagelicx by my can comen, daertoe hem bidde, ende sal niet laeten alle mogelicke opsicht op hem te hebben, hoewel hy van selfs wijs genoech is. De Coning is vast besich met de steden van Languedocq te dwingen off tot reden te brengen. Mons. Desdiguieres is gemaeckt Connestable onder belofte van te misse te gaen. Eenige seggen dat die belofte noch niet en is volbracht. Men is hyer vervaert voor de comste von MansfeldGa naar voetnoot5 dye vast in Lorraine swerft; wy sullen zien waer hy sal voleyndigen. Ick danck U.E. van de particulariteyten van de gelegentheyt. Ick sal daerop letten soo veel als doenlick is. Van wegen de prefatie gestelt voor mijn ses boekenGa naar voetnoot6 ben ick mede seer bedrouft, alsoo het | |
buyten twijffel de vrucht van het bouck sal benemen. De brief dye U.E. my toesondt is wat te laet gecomen om in mijn werck geemployert te werden, maer het can hyer naemaels te passe comen. De goede God wil U.E. troosten ende stercken ende my de gelegentheyt geven omme U.E. te dienen. Tot Parys, den XXVIII Julij XVIcXXII. U.E. dienaer ende vrund
| |
Adres: Mijn heer Mijn heer Hogerbeets. In dorso schreef Hogerbeets: 28 Juni. 1622. |