Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 1
(1928)–Hugo de Groot– Auteursrecht onbekend426. 1615 Oct. 25. Van F. van BreeGa naar voetnoot1.Mijn heer. Ick heb verstaen U E. absentie ende, hoorende desselffs wedercompste, hebbe door last van Syne Excie. nyet connen naerlaten U toe te seynden de requeste van de Edelen van Zeelandt, mette stucken, daerop sy haer fonderen, vrundtlijck van wegen Syne Excie. versoeckende, dat U E. gelieve - volgens onsen affscheyt - een minute te concipieren in wat voegen men aen de heeren Staten soude behooren te schryven. Ende alsoo dese saecke acceleratie vereyscht ende dat Syne Ex.cie vertrouwt ende sich versekert hout, dat U E. synen dienst beherticht, soo sal ick op 't alderspoedichst U E. antwoort met het voors. concept verwachten. Hiermede, Mijn heer, Blijft Gode bevolen. In 's Gravenhage den XXVen Octobris XVIc vijfthyen. U.E. dienstwillige
| |
1615. | |
Adres: Den Eerentfesten hoochgeleerden wysen zeer discreten, Hugo (d)e Groot Raedt (e)nde Pensionaris (d)er Stadt Rotterdam. Van Grotius' hand: Edelen van Zeelant. |
|