tekst. Een zelfde werkwijze vond plaats met G.H. Keunen, molendeskundige bij dezelfde dienst. Met gebruikmaking van zijn gegevens werd in nauw overleg met de auteur de tekst over de waterbouwkundige werken samengesteld. Bij dit hoofdstuk fungeerden tevens J.P. Staal, werkzaam bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en medewerkers van het hoogheemraadschap van De Alblasserwaard en De Vijfheerenlanden als klankbord.
Naast genoemde collega's verleende ing. B.H.J.N. Kooij gedurende enige maanden welkome assistentie bij het vervaardigen van opmetingstekeningen en het voltooien van kaartmateriaal van de heer T. Brouwer, die ons helaas te vroeg ontvallen is. Zonder de hulp van Ben Kooij zou het werk niet tijdig gereed geweest zijn. Ook A.A.M. Warffemius heeft door het maken van enige opmetingen ervoor gezorgd dat de einddatum van het boek op tijd gehaald kon worden. De opmeting van de heer P. Matthijssen kwam tot stand in het kader van een stage bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Onder alle tekeningen is de vervaardiger en het bronnenmateriaal vermeld.
Vrijwel al het fotowerk is van de hand van G.J. Dukker, fotograaf bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. De meeste opnames werden door hem speciaal voor dit boek tussen 1990 en 1992 vervaardigd. Er is echter ook gebruik gemaakt van ouder materiaal uit het fotoarchief van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Onder iedere foto is het jaar van opname en de vervaardiger, indien dit niet de heer Dukker betrof, vermeld. Een speciaal woord van dank in dezen past de medewerkers van het foto- en tekeningenarchief en de fotografen die steeds weer op tijd wisten te zorgen voor het leveren van de beste kwaliteit en vooral bij de chaotische eindsprint de auteur nooit in de steek hebben gelaten.
De bibliotheek van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg beschikt voor dit werk over een collectie boeken en tijdschriften van onschatbare waarde, waar intensief gebruik van is gemaakt. De literatuurverwijzingen in het boek getuigen daarvan. Op de medewerkers werd nooit tevergeefs een beroep gedaan. De auteur is hen daar dankbaar voor.
De voorzitter en leden van de Subcommissie (voorheen Rijkscommissie) voor de Monumentenbeschrijving hebben door alle teksten kritisch te lezen en te analyseren de auteur steeds weten te behoeden voor valkuilen in historisch en kunsthistorisch opzicht. Hun opmerkingen en suggesties zijn van grote waarde gebleken en hebben haar in vele opzichten gestimuleerd. Hun past daarom een welgemeend woord van dank.
Dank dient hier ook betuigd te worden aan de medewerkers van de Stichting Historisch Boerderij-Onderzoek te Arnhem en de Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland te Utrecht die hun kennis en gegevens aan de auteur ter beschikking stelden.
De bron van een boek als dit blijft het gebouw ter plaatse. Het is hier al eerder opgemerkt. Wie zouden dat beter kennen dan de bewoners zelf, kerkvoogden, leden van historische verenigingen en betrokken overheidsfunctionarissen. Niet aflatend enthousiast kwamen zij gevraagd en ongevraagd met gegevens aandragen. Nooit weigerden zij ons de toegang tot een interessant object. Steeds bleek hun enthousiasme het onze zo niet te overtreffen, dan toch zeker te evenaren.
Van de plaatselijke en regionale archieven is dat van Gorinchem het meest intensief geraadpleegd. De schat aan gegevens werd op plezierige en bekwame wijze ontsloten door de archivaris A.J. Busch en de archiefambtenaar R. van Dijk.
Aan het eind van de rit waren het de uitgever Waanders en vooral de vormgever Roelof Koebrugge, die de produktie en de vormgeving van dit boek op zo'n bekwame wijze hebben gerealiseerd. Hen past de grootste waardering. Aan het corrigeren van de proeven en het samenstellen van de registers tenslotte hebben Hanneke de Mulder, Jan Jehee en Lammert Prins een nauwkeurige en daardoor waardevolle bijdrage geleverd.
Catharina L. van Groningen