Ik betuig bij deze mijnen verschuldigden dank aan de Edele Achtbare Regering dezer Stad, welke mij zoo goedgunstig, en zelfs met aanmoediging, door het vrije gebruik van Stadts Archiven, heeft gelieven behulpzaam te zijn; als aan de zoodanige mijner Stadgenooten, welke mij door de mededeeling van eenige berigten en verdere benoodigde stukken hebben bijgestaan.
Ofschoon ik op verre na, de vereischten eenes Historieschrijvers, noch die van eenen Taalkundigen mog bezitten, wage ik het echter, dit werk, hoe gebrekkig dan ook, het geëerd publiek aan te bieden; met de uitgave van hetzelve niet anders beoogende, dan mijne Stadgenooten eene aaneengeschakelde geschiedenis aan te bieden, van al het geen deze Stad, in eene zoo lange reeks van jaren is wedervaren; ten einde hen, door de beschouwing van de vorige tijden van verwarring en willekeur, tot een dankbaar genot van den tegenwoordigen tijd van orde en rust op te wekken.
Januarij 1821.