Het nieuwe Hoornse speel-werck(1732)–C. Groenveld, Pieter IJsbrand van der Hof, C.G. Kleyn– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 222] [p. 222] Een ander. Toon: Liefste ghy zijt ongestadigh, &c. SIenje nu wel soete Meysje, Dat men op geen Speel-genoot Mach verlaten? segh een reysje, Dochje niet dat eer de doodt Al uw Purper blanck sou verven, Eer de liefde quam te sterven Tusschen u en tusschen haer, Die uw Speel-genootje waer; 2[regelnummer] Eer sy uw geselschap haten, Om 't geselschap van die geen, Die sy nimmer sal verlaten, Nimmer (segh ick) als alleen Dan, wanneer sy een ven beyden Uyt de werelt sullen scheyden, En verlaten wat 'er is Om een beter erffenis? 3[regelnummer] Soo wordt liever aengenomen, Soo moet leyder achter staen. Hier is liever nu gekomen, Nu moet ghy als leyder gaen, Nu moet ghy elck ander missen, Uw geselschap, sou ick gissen, Is het Bruytje tot een last, Nu de Bruyd'gom op haer past. 4[regelnummer] Nu sy licht wel haest sal weten Waerom Speel-genoots elckaêr Soo gemackelijck vergeten; Ja dat meer is, waerom Vaêr, Waerom Moeder (soo sy leven) Haer soo dickwils sien begeven, [pagina 223] [p. 223] En verlaten van een Kindt Dat een Echt-genoot bemint. 5[regelnummer] Weetje, staeck ick in uw' kleeren, Wat ick dan voor al sou doen? 'k Sou van onse Bruytje leeren Dit betrachten, eer het groen Van mijn jeught te met verdorde, Dat ick oock een Bruytje worde, En een Speel-genoot verkoor, Die ick nimmermeer verloor. Vorige Volgende