Hier ziet ge hoe het is gegaan met 'n ezel 'n hond 'n kat en 'n haan
(ca. 1910-1920)–Jacob Grimm, Wilhelm Grimm– Auteursrecht onbekend
[pagina 3]
| |
[pagina 4]
| |
Met een hond, dien hij tegen kwam,
Ging hij nu samen naar Amsterdam.
Zij werden het eens en besloten alras:
De hond zou tenor zijn de ezel de bas.
| |
[pagina 5]
| |
Een oude kat en Piet Verhagen
Konden elkander niet verdragen.
De kat miauwde, ach en wee:
De ezel zei daarom: Kom ga mee.
| |
[pagina 6]
| |
En Bello zei: ga jij maar vlug
Op den ezel zijn dikken rug.
Een haan wil juist naar kooi;
De ezel vroeg ga jemee? je zingt zoo mooi
| |
[pagina 7]
| |
't Werd nu donker en erg koud,
De dieren kwamen in een woud.
Vier dieven smulden fijn
Van lekker eten en gestolen wijn.
| |
[pagina 8]
| |
De haan kreeg nu in 't gezicht
Een huisje met een helder licht.
Zij gingen heen en zagen door de ruiten
Lekkertjes eten van andermans duiten.
| |
[pagina 9]
| |
Met een sprong waren zij in huis
De dieven zeiden: dat is niet pluis.
De dieven, echte vechtersbazen,
Liepen nu weg als hazen.
| |
[pagina 10]
| |
Voor de dieren was dit een fuifje
De ezel at aardappelen, de hond nam 'n kluifje.
Een der dapperen keerde terug,
Maar ijlde toen weg nog eens zoo vlug
| |
[pagina 11]
| |
Hij vertelde met veel vertoon
De duivel was daar in eigen persoon.
Later zag men de dieren
Lustig zingen met manieren.
|
|