Briefwisseling J. Greshoff - A.A.M. Stols

[p. 258]

1062. Uitgeverij A.A.M. Stols (J.-P. Barth) aan J. Greshoff, 22 februari 1956¹

['s-Gravenhage,] 22/2/56.

Zeergeachte Heer Greshoff,

In de hoop dat U nog niet tot de verschrikkelijke sneeuwmannen bent gaan behoren, zend ik U hierbij een brief van B & Stols ter inzage. U ziet dat de vertraging niet aan mij te wijten is.²

Sandra is een paar dagen geleden tegen de pokken ingeënt, we wachten met angst de gevolgen af.

En de kou die wordt maar erger. De terugslag is alreeds verbijsterend. De ‘boekenweek’ wordt pet.³ Men stookt zich arm aan kolen.

Krijg ik de brief terug?

De Kramers' zijn naar Parijs vertrokken.⁴ Ik gaf ze Uw adres. Ik meen dat ze ook in het xiv^e komen te wonen. Er komen nu mensen genaamd ‘van Loo’ in.⁵

Het lijken me fatsoenlijke lieden, en gewend zich in andermans boel te bewegen.

Verder geen nieuws. Ik wanhoop af en toe of mijn uitgeversroeping de ware is.

Alles loopt tegenwoordig in de soep of in het honderd. Ik heb sedert onheuglijke tijden geen boek meer ‘gelezen’. Ik ga toch maar ambtenaar worden.

Met [xxx] groeten, mede van Vrouw en Kind en aan Mevr. Greshoff.

Uw

J.P. Barth

1 Geschreven op briefpapier van A.A.M. Stols, Uitgever, Johannes-Bildersstraat 8, 's-Gravenhage.

2 Deze brief van drukkerij Boosten & Stols aan Barth over de Verzamelde gedichten van Greshoff is niet bewaard gebleven.

3 De Boekenweek zou van 25 februari tot 3 maart worden gehouden. Als boekenweekgeschenk fungeerde Ontmoetingen met schrijvers van P.H. Ritter Jr. Het Haagse dagblad Het Binnenhof deed een onderzoek bij de Haagse boekhandel naar de invloed van de Boekenweek met als uitkomst dat het geschenk een verkoopbevorderend effect had. (Kees de Bakker/Herman Arnolds, De vijftig Boekenweekgeschenken 1932-1985, Amsterdam 1985.

4 In 1956 werd C.J.M. Kramers, de echtgenoot van Stols' nichtje A.J.M. Kramers-Stols, benoemd tot handelssecretaris op de ambassade te Parijs.

5 Deze nieuwe huurders van Stols' huis in de Bildersstraat 8 zijn niet nader geïdentificeerd. Barth zou op 19 maart aan Stols schrijven: ‘Het huis is in voortreffelijke handen. Mevrouw van Loo is zeer hand- en werkzaam [...]. Van Loo zelf is een bijzonder aardige, hoffelijke en innemende man, en beslist geen rare snuiter. U heeft het daar buitengewoon mee getroffen.’