Bijlage ii
In Nov. a.s. verschijnt afl. 1 van een tijdschrift (Kwartaal) onder leiding van N.P. van Wijk
Louw, W.E.G. Louw en H.A. Mulder
titel: ‘Standpunten’Ga naar eind60
Wil jij mij het ontzettend groote plezier doen voor No 11 te zenden.
12 gedichten liefst van jonge dichters, die na 10 Mei 1940 gedebuteerd
hebben of anders 12 gedichten na 10 Mei 1940 geschreven door jonge dichters,
ook al hadden zij reeds voor die tijd iets gepubliceerd.
Het aantal dichters laat ik aan jou over.
dus bv. 3 dichters ieder met 4 gedichten
of 4 dichters ieder met 3 gedichten
6 dichters ieder met 2 gedichten
of 2 dichters ieder met 6 gedichten!!!
Maar een goede, representatieve keuze.
Wanneer jij de gedichten bijelkaar hebt, stuur ze dan door aan Simon en vraag hem om een
kleine inleiding erbij[,] lengte geheel aan hem overgelaten, tusschen laten we zeggen: 1000 en
2000 woorden.Ga naar eind61
Het geheel gedichten + inleiding zenden aan
N.P. van Wijk Louw
‘Sea Girt’
Tweede Strand
Beneden het Cliftonhotel
Clifton-aan-Zee
Kaapstad (k.p.)
Zuid Afrika
Sander, je zoud er mij een onbeschrijfelijk gul plezier en bovendien een
goed werk mee doen.
Krijgt vWijk alles voor 1 Jan. dwz te verzenden ± 1 Dec.
dag dag dag dag dag dag dag dag dag dag
Zoo mogelijk, zoo eenigszins mogelijk inedita
|
-
eind1
- Greshoffs brief aan Nini Brunt is niet bewaard gebleven.
-
eind2
- In 1942
slaagde Greshoffs neef Jan Buijs erin Greshoffs moeder onder te brengen in Pension Bos op de
Groot Hertoginnelaan 50 te Den Haag. Daar woonde zij op dit moment nog steeds.
-
eind3
- Arthur van Rantwijk had de gehele oorlog op
zijn adres Vondelstraat 108 te Den Haag gewoond. Hij was werkzaam bij de juridische afdeling
van de ptt. Vanaf september 1944 tot eind mei 1945 hadden de ouders van
Greet Stols bij hem gewoond.
-
eind4
- Stols was sinds augustus 1942 woonachtig in de Nassau
Dillenburgstraat 22 te Den Haag. Zijn uitgeverij was verplaatst naar de Nobelstraat 27a, boven drukkerij Trio. In verband met de ontruiming van het Benoordenhout
moest Stols zijn huis in november 1943 verlaten. Hij betrok daarop met zijn gezin de
kantoorruimte in de Nobelstraat. De medewerkers van zijn uitgeverij vonden zolang onderdak aan
de Laan van Meerdervoort 88, in enkele vertrekken van een kunsthandel annex etsdrukkerij. In
april 1944 kreeg Stols voor zijn uitgeverij door de Evacuatiehulpdienst het pand Stationsweg
121 toegewezen. Begin september zou Stols verhuizen naar Bildersstraat 8; de uitgeverij werd
toen gevestigd in de Van Blankenburgstraat 71.
-
eind5
- A. Roland Holst was medio 1942 in Breukelen bij
het gezin van de acteur Eduard Verkade gaan wonen, omdat zijn broer hem gewaarschuwd had
Bergen te verlaten na Holsts weigering lid te worden van de Kultuurkamer. Hij verbleef daar
onder de schuilnaam Erik (of ook wel A.) van Tijen. Vervolgens was hij in het voorjaar van
1944 bij zijn broer Henk in Laren gaan wonen. Kort na zijn vertrek uit Bergen werden de huizen
aan de Nesdijk en in de directe omgeving ontruimd en werd in het huis van Holst een
opleidingsschool voor militairen gevestigd. Na de bevrijding was Holst bij zijn toenmalige
geliefde, de actrice Asta Lee die hij in 1943 bij Verkade had ontmoet, in Amsterdam in de
Lairessestraat ingetrokken. Pas in het voorjaar van 1946 kon hij weer zijn huis in Bergen
betrekken. (Zie Jan van der Vegt, Adriaan Roland Holst, Baarn 1988, p. 65-66
en p. 69-70.)
-
eind6
- Simon Vestdijk was van 4 mei 1942
tot maart 1943 geïnterneerd geweest in het kleinseminarie ‘Beekvliet’ te Sint-Michielsgestel.
Na zijn vrijlating woonde hij op zijn oude adres in Doorn, Parklaan 6. Vanaf september 1945
zou Vestdijk als medewerker aan Het Parool verbonden zijn, maar hij bleef in Doorn
wonen.
-
eind7
- Op 15 juli had Han
Nijkerk vanuit Zwitserland aan Greshoff geschreven: ‘Van Greet Stols had ik ook een kaart;
Sander zat vorig jaar nog een paar maanden in de gevangenis. Zoowel Greet als Sander hebben
zich buitengewoon tegenover ons in den oorlogstijd gedragen. Ik had het
nooit van Sander durven hopen maar ze bleken echte trouwe vrienden te zijn.’
-
eind8
- Op 6 augustus 1943 had
Stols zich als reserve-officier in Amersfoort moeten melden om als krijgsgevangene naar
Duitsland te worden afgevoerd. Kort daarvoor had hij zich echter in het Diaconessenhuis te
Naarden met een voorgewende maagkwaal laten opnemen, waardoor hij voor vrijstelling in
aanmerking kwam. In april 1940 was Stols weliswaar aan zijn galblaas geopereerd, maar daarvan
heeft hij later nooit meer last gehad. Stols was vervolgens op 14 juni 1944 door de
Sicherheitspolizei gearresteerd, op verdenking van het verbergen van wapens en het illegaal
importeren van publikaties. Stols werd bij de Duitsers aangegeven door een zekere Brinkman.
Stols zou twee maanden doorbrengen in de gevangenissen in Scheveningen en Haren en in het kamp
Vught. Hij werd op 14 augustus 1944 vrijgelaten, na actie van Greet Stols die een request aan
de Duitsers richtte met getuigenissen van onder meer de Bauersche Giesserei (Frankfurt), J.
Brandt & Zoon, G.H. Bührmann's Papiergroothandel, Joh. Enschedé en Zonen, Van Gelder
Zonen, Ernst Göpel (een voormalig medewerker aan Halcyon, die nu verbonden was aan het Referat
für Sonderfragen van het Reichkommissariat), Lettergieterij Amsterdam v/h N. Tetterode, P.
Proost & Zonen en S.H. de Roos. Bovendien betaalde zij een bedrag van fl 4000 voor de
vrijlating van Stols aan Brinkman, van wie zij later het vermoeden kreeg dat hij dit bedrag
zelf gehouden had in plaats van aan de Duitsers te geven. (Med. mevr. M.W. Stols-Kroesen,
Leiden.) Aan J. Buckland Wright schreef Stols op 31 juli 1945 dat de Duitsers hem hadden
verdacht van het drukken van vervalste persoonsbewijzen, van het verbergen van wapens in zijn
huis en van contacten met Engelse parachutisten. Aan Greshoff zou hij schrijven dat hij
gedurende zijn detentie ‘3× ter dood gewijd’ was. (Zie br.662.)
-
eind9
- Op 23 augustus had Greshoff aan
M.B.B. Nijkerk onder meer geschreven: ‘Wat waren wij gelukkig met je brief van 13 July, welke
heden aankwam. Je eerste levensteeken uit Brussel!! Betrekkelijk kort geleden ontvingen wij
een lange brief van Han, waarin zij iets vertelde van de onbeschrijfelijke verschrikkingen
welke jullie doorstaan hebt. Er zijn weing menschen over wie wij sedert 10 Mei 40 zóóveel
gepraat hebben als over jullie, onze liefste menschen uit Brussel. [...] Het is mij onmogelijk je te schrijven hoe wij deze jaren zijn doorgekomen. Terwijl jullie
de diepste ellende hebt doorleden, ontbrak het ons aan niets, leefden in stoffelijke en
geestelijke welstand en vrijheid en ondernamen grote reizen. Ik zwijg daarover tegenover jou
liever, omdat het een gevoel van schaamte geeft.’ (Archief K.J. Nijkerk, Amsterdam.)
-
eind10
- Jan Greshoff Jr. verbleef van 31 juli tot 14 augustus in Den Haag. Het grootste
deel van de oorlog had hij als militair in Engeland doorgebracht.
-
eind11
- Adriaan van der Veen was in februari 1940 naar Amerika
vertrokken. Hij was daar aanvankelijk secretaris van Hendrik Willem van Loon; later trad hij
in dienst bij het Nederlands Informatie Bureau te New York en bij de Commissie voor
Nederlandsch-Indië, Suriname en Curaçao te Washington, waarvan H.A. Gomperts secretaris was.
Tevens ging hij werken voor het Knickerbocker Weekly.
-
eind12
- Friedrich Helmut (Fritz) Landshoff (1901-1988) was in 1926 tot de directie van de
Berlijnse Gustav Kiepenheuer Verlag toegetreden. Vanaf 1933 waren de uitgeverijen in
Nazi-Duitsland door velerlei maatregelen van de Reichskulturkammer gedwongen hun fonds te
‘arisieren’ en hun joodse auteurs af te stoten. Via Nico Rost kreeg Landshoff in april 1933
het aanbod voor Em. Querido's Uitgeversmaatschappij te Amsterdam een uitgeverij voor het werk
van gevluchte Duitse schrijvers te stichten. Onder de imprint Querido Verlag gaf hij tussen
1933 en 1940 ongeveer honderd boeken uit. Tijdens de Duitse inval in Nederland bevond
Landshoff zich in Londen. Aanvankelijk had hij geprobeerd daar Querido Verlag voort te zetten
met Batavia en, later, Curaçao als fictieve vestigingsplaats. In maart 1941 vertrok hij naar
New York en had daar in de zomer van 1941 met Gottfried Bermann Fischer (de vroegere directeur
van de S. Fischer Verlag) de uitgeverij L.B. Fischer Publishing Corp. gesticht.
Met
Greshoff had Landshoff eind 1942 in New York met behulp van Alfred Harcourt (de directeur van
de Amerikaanse uitgeverij Harcourt, Brace & Co) ook Querido Inc. opgericht. Kort
daarop werd ook M.E.H. Warendorf, een voormalige directeur van Van Holkema & Warendorf
te Amsterdam, aan deze uitgeverij verbonden.
-
eind13
- Marnix Gijsen (ps. van Johannes Alphonsus
Albertus Goris, 1899-1984) was in september 1937 belast met de voorbereiding van de Belgische
deelname aan de Wereldtentoonstelling van New York in 1939. Ter gelegenheid van de heropening
van de tentoonstelling in 1940 keerde Goris, die inmiddels in september 1939 in Brussel
commissaris-generaal voor toerisme was geworden, in april 1940 naar New York terug. Tijdens de
oorlog was hij belast met de leiding van het Belgian Information Center. Na de oorlog zou hij
tot in 1947 persattaché zijn van de Belgische delegatie bij de in 1945 opgerichte Organisatie
van de Verenigde Naties; in november 1946 zou hij bovendien benoemd worden tot commissaris
voorlichting bij het Belgian Government Information Center te New York. Hij kreeg toen in de
praktijk de rang van buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister. (Zie cat.tent. Marnix Gijsen-Jan Albert Goris 1899-1984, Brussel (Paleis voor Schone Kunsten),
31 oktober-30 november 1984, p. 76-77.)
-
eind14
- Leopold
Abraham Ries (1893-1962) was van 1935 tot 1937 thesaurier-generaal op het Ministerie van
Financiën geweest. In mei 1936 was hij gearresteerd wegens ontucht met een minderjarige
jongen; hoewel het wegens gebrek aan bewijs niet tot een veroordeling kwam, werd hij toch
gedwongen ontslag te nemen. Gedurende de oorlog was hij hoofd van het Nederlands Informatie
Bureau te New York, waar ook Greshoff werkzaam was.
-
eind15
- Frederick Jacobus Le Roux
(geb. 1913) was redacteur van het tijdschrift Sarie Marais en van Die Huisgenoot, Weekblad vir
die Hele Gesin. Samen met Greshoff had hij vanaf juni 1941 tot 1944 onder het pseudoniem Kees
Konyn de rubriek ‘Kanttekenings’ verzorgd in het onder redactie van Jacques Malan staande
tijdschrift Trek. (Zie de inleiding op Die koléperas van Kees Konyn (ed.
J.C. Kannemeyer), Emmerantia 1982, p. 1-10.)
-
eind16
- Jhr. Gerard Regnier Gerlacius van Swinderen (1906-1956) was van 1938-1944
waarnemend consul te Kaapstad geweest. Van 1944-1947 was hij waarnemend consul-generaal te New
York. Hij was gehuwd met Klaartje Heemstra.
-
eind17
- Marie Letizia Bonaparte (1882-1962), was sedert 1906 gehuwd met Prins George van
Griekenland en Denemarken. Zij was bovendien zelf een Prinses van Canino, welke Italiaanse
titel de toenmalige paus haar overgrootvader in 1814 had verleend. Zij stamde af van Napoleon
Bonaparte. Van juni 1941 tot november 1944 woonde zij in Kaapstad. Na een verblijf in Londen
was zij begin 1945 naar Parijs teruggekeerd. Marie Bonaparte werd na een psychoanalyse bij
Sigmund Freud in 1925 zelf een bekende analytica. In 1932 was bij Denoël & Steele te
Parijs haar tweedelige studie Edgar Poe verschenen. In 1958 zou haar
driedelige Edgar Poe: Sa vie, son oeuvre. Étude analytique verschijnen bij
de Presses Universitaires de Paris. Zij was erevoorzitter van het bibliofiele Parijse
genootschap Le Cent-Une.
-
eind18
- Onmiddellijk
na de oorlog was Arthur van Schendel, die in Italië een attaque had gehad, vanuit Italië naar
Amsterdam getrokken. In oktober 1944 waren de Van Schendels gedwongen geweest hun woonplaats
Sestri te verlaten en te evacueren naar het bergdorp Cascine. Daar verergerde zijn reeds
aanwezige oogkwaal tot halve blindheid.
-
eind19
- G.H. 's-Gravesande was nog steeds aan het Haagse
dagblad Het Vaderland verbonden. Hij was daar in juni 1904 in dienst getreden. Het Vaderland
was gedurende de gehele oorlog verschenen, en verscheen uit voorzorg per 12 december 1945 als
Nieuwe Courant, een in 1922 door H. Nijgh, de directeur van de nrc,
opgekocht imprint.
In juli had 's-Gravesande pogingen in het werk gesteld bij Stols in
dienst te komen als vervanger voor Annie Suiker, die vanaf ca. februari 1941 bij Stols als
secretaresse-facturiste werkzaam was geweest. Op 6 juli had Stols aan 's-Gravesande
geschreven: ‘Ik dank U hartelijk voor Uw aanbod om assistentie te komen verleenen in mijn
uitgeverij. Ik moet U echter berichten dat in de werkzaamheden van mej. Suiker reeds op andere
wijze is voorzien, zoodat ik geen gebruik zal kunnen maken van Uw vriendelijk aanbod.’ In
september zouden Jan Vermeulen en Hermien Stuurman bij Stols in dienst treden.
-
eind20
- Elizabeth du Perron-de Roos woonde
tijdens de hongerwinter van 1944-1945 in Haarlem en Overveen. Omstreeks maart 1945 kon zij
haar intrek nemen bij Tia en Piet Worm in Alkmaar. In juli of augustus logeerde Bep de Roos
vier à vijf weken bij de familie Van der Meulen in Wapenveld om daarna te verhuizen naar
Pension De Haemstede in Bergen (nh). (Med. A.E. du Perron, Dronrijp, en
mevr. Chr. Worm-Wiegman, Arnhem.)
-
eind21
- Ant ter Braak
had tot augustus bij haar vader in Marssum (Friesland) gewoond. Daarna vond zij kamers op de
Prinsenweg 42 te Wassenaar, van waaruit zij Stols enkele malen heeft bezocht, en ook in 1947
Greshoff ontmoette toen hij voor het eerst weer in Nederland was. Zij werkte in deze periode
in Voorburg op het handbindatelier van H. van Rijmenam, bij Dieuwke Aalbers-Kollewijn.
Omstreeks 1948 heeft Stols haar nog geholpen met een vestigingsvergunning voor een binderij en
de inschrijving bij de Kamer van Koophandel. In 1951 zou zij naar Epe verhuizen. (Med. mevr.
A. ter Braak-Faber, Epe.) (Zie ook br.662 n.14.)
-
eind22
- Na de eerste anti-joodse maatregelen ontstond in Utrecht
een groep studenten, die later als het Kindercomité aangeduid werd. Dit comité zorgde voor
onderduikadressen voor joodse kinderen. Geert Lubberhuizen, die betrokken was bij het
Kindercomité, maakte, waarschijnlijk begin 1943, een rijmprent van het clandestien
circulerende gedicht De achttien doden van Jan Campert om te verkopen ten
bate van het Kindercomité. Later ontstond het plan om verder te gaan met het uitgeven van
boeken, nu met het doel naast het Kindercomité ook schrijvers en toneelspelers financiëel te
ondersteunen. Dit werd uitgeverij De Bezige Bij. Het oorlogsfonds van De Bezige Bij omvat 72
titels. (Zie Rigter Roegholt, De geschiedenis van De Bezige Bij 1942-1972,
Amsterdam 1972, p. 33 en p. 38-51.)
Op 4 juli had Greshoff in zijn dagboek geschreven:
‘Zoo juist hoorde ik, toevallig, een uitzending uit Kaapstad met een uitvoerig verslag over de
ondergrondse pers en uitgeverij in Nederland. Hieruit vernam ik voor het eerst het bestaan van
de uitgeversmaatschappij “De Bezige Bij”? Een der directeuren gaf een overzicht van de
werkzaamheden. Ik hoorde met innig genoegen de naam van Jany Holst als een der medewerkers.
Verder Van Duinkerken, Blijstra en Johan van der Woude. Van Simon Vestdijk niets. Wat zou ik
gaarne hier meer van horen, uitvoeriger en nauwkeuriger aanduidingen. En wat zou ik gaarne
deze boeken zien, om van bezitten niet te spreken. Alles wat ik vernam boeide mij bovenmate en
wat die directeur (Blommestein) zei was sober, zuiver, zonder een zweem van opschepperij.’
(Nederlands Letterkundig Museum, collectie-Greshoff, sign. g 785 h 1, Dagboek 1945 (t), p. 74.)
-
eind23
- S. Vestdijk, Sint Sebastiaan. De geschiedenis van een talent was in 1939 als Anton
Wachter-Romans i verschenen bij Nijgh & Van Ditmar n.v. te Rotterdam.
-
eind24
- S. Vestdijk, Surrogaten voor Murk
Tuinstra. De geschiedenis van een vriendschap (Anton Wachter-Romans ii) zou pas in november 1948 voor de eerste maal in boekvorm verschijnen bij Nijgh
& Van Ditmar n.v. te Rotterdam & 's-Gravenhage, in één band
met de tweede druk van Sint Sebastiaan (Anton Wachter-Romans i).
De roman was echter van augustus 1939 tot en met juni 1940 voorgepubliceerd in
Groot Nederland.
-
eind25
- S. Vestdijk, Albert Verwey en de
Idee was in september 1940 bij A.A.M. Stols te Rijswijk verschenen.
-
eind26
- S. Vestdijk, Rumeiland. Uit de papieren van
Richard Beckford, behelzende het relaas van zijn lotgevallen op Jamaica 1737-1738 was in
november 1940 bij Nijgh & Van Ditmar n.v. te Rotterdam
verschenen.
-
eind27
- Stols had naast Albert
Verwey en de Idee (zie n.25) in de periode mei 1939-september 1945 de volgende titels
van S. Vestdijk uitgegeven: Strijd en vlucht op papier was in december 1939
als achtste uitgave van Ursa Minor verschenen.
Water in zicht was in september 1940 in de Helikon-reeks verschenen. In
mei 1942 was in de Orpheus-reeks het gedicht Het geroofde lam met een
tekening door J.M. Prange verschenen. In het voorjaar van 1942 was het eerste deel Muiterij tegen het etmaal, Proza, verschenen. In september zou bij A.A.M. Stols
te 's-Gravenhage Brieven over litteratuur van Vestdijk en H. Marsman
verschijnen. Het boekje werd in een oplage van 10 exemplaren gedrukt bij ando te Den Haag. Naast deze in half perkament gebonden oplage, werd nog een groot
aantal gebrocheerde exemplaren in omloop gebracht. Zie voor de overige publikaties van
Vestdijk in deze periode: Daisy Wolthers, Vestdijk in kaart, Den Haag 1967,
p. 20-25.
-
eind28
- E. du Perron, Parlando. Verzamelde
gedichten was in juni 1941 verschenen bij A.A.M. Stols, Uitgever te Rijswijk. De bundel
was naar typografische aanwijzingen van Stols gedrukt bij Boosten & Stols en gebonden
bij n.v. v/h J. Giltay & Zn te Dordrecht. De bandstempels en het
stofomslag waren ontworpen door Helmut Salden. S. Vestdijk had de bundel ingeleid. Aan de
bundel was een Bibliografie der dichtbundels van E. du Perron van de hand
van Stols toegevoegd; deze bibliografie verscheen in 1941 in een oplage van 75 exemplaren ook
afzonderlijk.
Blijkens de door F. Batten en A.A.M. Stols na de oorlog gemaakte
bibliografie van Du Perrons werk was Parlando nog door Du Perron zelf voor
de druk gereed gemaakt en was de bundel, op Vestdijks inleiding en Stols' bibliografie na, in
deze vorm aangetroffen in diens nalatenschap. (Bibliographie van de werken van
Charles Edgar du Perron, 's-Gravenhage 1948, p. 15.)
-
eind29
- Sybold van Ravesteyn (geb. 1919), de tweede zoon uit het omstreeks 1929 ontbonden huwelijk
van de architect Sybold van Ravesteyn (1889-1983) met Dora Hintzen, was op 8 april 1940
beëdigd als marine-officier en week a/b van Hr. Ms. Kruiser ‘Sumatra’ in mei 1940 uit naar
Engeland. Nadat het schip prinses Juliana en haar kinderen naar Canada had getransporteerd,
werd besloten het via Kaap de Goede Hoop naar Nederland-Indië te sturen. Tijdens een
veertien-daags verblijf in Kaapstad ontmoette Van Ravesteyn in een boekwinkel Greshoff. Na de
nederlaag tegen Japan werd besloten schip en bemanning naar de Verenigde Staten door te
sturen. Op de tocht naar de v.s. was de laatste aanloophaven Bermuda, waar Van Ravesteyn in
september of oktober 1942 een veiling bijwoonde van de inventaris van een Nederlands
koopvaardijschip onder Duitse vlag dat de blokkade van de Engelse marine had proberen te
doorbreken. Tijdens deze veiling heeft Van Ravesteyn een aanzienlijke hoeveelheid gedurende de
bezetting in Nederland uitgegeven boeken kunnen bemachtigen. Begin 1943 nam Van Ravesteyn in
New York weer contact op met Greshoff en deed hem toen een deel van de in Bermuda aangekochte
boeken cadeau. (Med. S. van Ravesteyn Jr., Den Haag.)
-
eind30
- Bij Stols waren in de periode mei 1939-september 1945
van A. Roland Holst de volgende publikaties verschenen:
De bundel Onderweg was in december 1940 als twaalfde uitgave van De Halcyon Pers verschenen;
tezelfdertijd was in een oplage van 500 exemplaren een handelsuitgave verschenen met Stols'
imprint. In 1941 had Stols in een oplage van 600 exemplaren een derde druk van deze bundel
gepubliceerd. Stols gaf daarnaast de derde en vierde druk van Helena 's
inkeer. Een fragment uit, waarvan de beide eerste drukken in 1944 door A.A. Balkema te
Amsterdam waren uitgegeven. De derde druk was zogenaamd uitgegeven door Gerard Leeu te Gouda
in 1944. De vierde druk was zogenaamd uitgegeven door G. van Leempt te 's-Hertogenbosch in
februari 1945. In 1941 had Stols zonder vermelding van een uitgeversnaam de tweede druk
van In memoriam Charles Edgar du Perron et Menno ter Braak. Obierunt ibidus v mcmxl uitgegeven. De eerste druk was in 1940 door Holst in eigen beheer
uitgegeven. In mei 1942 was in de Orpheus-reeks het gedicht Weer een
dag met een tekening door Gisèle Waterschoot van der Gracht verschenen. Zie voor
Holsts overige publikaties in deze periode: Dirk de Jong, Het vrije boek in
onvrije tijd. Bibliografie van illegale en clandestiene belletrie, Leiden 1958, nrs.231,
370-371, 704-705, 708, 710-711, 898 en 965.
-
eind31
- Bij Stols waren buiten Parlando (zie n.28)
in de periode mei 1939-september 1945 van E. du Perron de volgende publikaties verschenen:
De bewijzen uit het pak van Sjaalman. Nieuwe dokumenten betreffende de
Havelaar-zaak en Lebak was in juli 1940 verschenen.
De grijze dashond was in maart 1941 in de Helikon-reeks verschenen. In
mei 1942 was in de Orpheus-reeks het gedicht Een grote stilte met een
tekening door A.C. Willink verschenen. Bij andere uitgevers dan Stols waren de volgende
publikaties van Du Perron verschenen: Als cahier van De Vrije Bladen was in april 1940
bij H.P. Leopolds Uitgevers-Mij n.v. te Den Haag Een lettré
uit de 18e eeuw: Willem van Hogendorp verschenen. Bij Uitgeverij Contact te
Amsterdam was in januari 1940 Multatuli en de luizen verschenen. Zie
voor de overige van Du Perron gedrukte publikaties in deze periode: Dirk de Jong, Het vrije boek in onvrije tijd, Leiden 1958, nrs.654-657.
-
eind32
- Bij Stols waren in de periode mei 1939-september 1945 van
Menno ter Braak geen publikaties verschenen.
Over waardigheid en macht was begin 1945 bij De Bezige Bij te Amsterdam
verschenen. Zie voor de overige van Ter Braak gedrukte publikaties in deze periode: Dirk
de Jong, Het vrije boek in onvrije tijd, Leiden 1958, nrs.105-106.
-
eind33
- Bij Stols waren in de periode mei 1939-september 1945 van
Ed. Hoornik de volgende publikaties verschenen:
In augustus 1939 was de tweede druk van
Geboorte verschenen. In 1941 verscheen de eerste derde druk van deze bundel
bij A.A.M. Stols, Uitgever te Rijswijk. In 1943 verschenen de tweede derde druk en de vierde
druk van staand zetsel van de eerste derde druk. (Zie K. Lekkerkerker, Bibliografie van Ed. Hoornik, in Ed. Hoornik, Kritisch proza (Verzameld werk, dl.5), Amsterdam 1978, p. 272-273, nrs.a
4-1/c-e.) In augustus 1940 was Tafelronde. Studies over jonge dichters
verschenen. Een gedeelte van de eerste oplage was na de Duitse inval nog in hetzelfde jaar in
de handel gebracht met gewijzigde tekst. (Zie verder br.692 n.6.) In oktober 1940 was als
elfde uitgave van de Halcyon Pers te Maastricht de bundel De erfgenaam
verschenen. Eind 1940 was een handelsuitgave van deze bundel met Stols' imprint verschenen. In
1941 zou een derde druk het licht zien. In 1941 was Hoorniks bloemlezing Twee lentes. De beste gedichten uit ‘Werk’ 1939 en ‘Criterium’ 1940 verschenen.
Waarschijnlijk in 1943 verscheen van deze bloemlezing een tweede druk. (Zie Lekkerkerker, Bibliografie van Ed. Hoornik, p. 302, nr.b3/a-b.) In
1943 verscheen een clandestiene oorlogsdruk van Steenen, dat in 1939 voor de
eerste maal was verschenen. (Zie Lekkerkerker, Bibliografie van Ed. Hoornik,
p. 275, nr.a7-1/b.) In juni 1941 was Drie op één perron,
Deel ii door Gerard den Brabander, Jac. van Hattum en Hoornik
verschenen. In juli 1941 was de bundel Een liefde verschenen. In mei 1942
was in de Orpheus-reeks Mijn dochter en ik met een tekening door J.S.
Sjollema opgenomen. Bij andere uitgevers dan Stols waren de volgende publikaties van Hoornik
verschenen: In 1940 was bij L.J. Veen's Uitgeversmij. n.v. te
Amsterdam Joosje door Willy Hora Adema en Hoornik verschenen. In 1941
had Hoornik in eigen beheer Monoloog gepubliceerd. Eveneens in 1941 was
bij A.J.G. Strengholt's Uitgevers Maatschappij n.v. te Amsterdam Zal ik vertellen? Een boek voor jonge menschen door W. Hora Adema en Hoornik
verschenen. In 1942 was bij n.v. Em. Querido's Uitgeversmaatschappij
te Amsterdam Tussen de anderen door Wim Hora Adema en Hoornik
verschenen. Zie voorts: Dirk de Jong, Het vrije boek in onvrije tijd,
Leiden 1958, nr.402.
-
eind34
- Bij Stols waren in de periode mei 1939-september 1945 van
Martinus Nijhoff de volgende publikaties verschenen:
In 1942 verschenen de derde en
vierde druk van De wandelaar. In maart 1942 was Het uur u,
gevolgd door Een idylle verschenen. Blijkens de colofon van de in 1946 bij Stols
verschenen tweede druk, is in 1944 nog een clandestiene herdruk verschenen. In september
1942 was in de Orpheus-reeks het gedicht De vogel met een tekening door A.C.
Willink verschenen. In 1944 was een vertaling door Nijhoff van Moer
door André Gide verschenen, met op de titelpagina 1929 als jaar van uitgave. Bij andere
uitgevers dan Stols waren de volgende publikaties van Nijhoff verschenen: Vermoedelijk in
1943 waren bij W.L. Salm & Co te Amsterdam in de van R.W. Haentjens Dekker overgenomen
Kaleidoscoop-reeks herdrukken van Pierrot aan de lantaarn en De
pen op papier verschenen. Zie voor de overige van Nijhoff gedrukte publikaties in
deze periode: Dirk de Jong, Het vrije boek in onvrije tijd, Leiden 1958,
nrs.135, 178, 182, 232, 284, 318, 347, 355, 394, 422-423, 505, 611-613 en 616. Blijkens de
Mededelingen van de Documentatiedienst van het Nederlands Letterkundig Museum, sub Nijhoff,
Afzonderlijk Verschenen Werken v is ook het gedicht Gods trouw (De Jong
nr.317) van de hand van Nijhoff.
-
eind35
- In het
jaardeel 1946 van Het Boek in Vlaanderen, Jaarboek van de Vereeniging ter Bevordering van het
Vlaamsche Boekwezen zou uitgeverij A. Manteau per advertentie een opgave doen van de
‘voornaamste nieuwe uitgaven en herdrukken sedert december 1943’ (p. 129-144).
Op 30
januari had Angèle Manteau aan Greshoff geschreven: ‘Ik ben zo vrij U een beknopt verslag te
doen toekomen van onze activiteit, nadat U België verlaten hadt. De Heer Kryn is in April 1940
gestorven en ik heb zijn zaak overgenomen. Van 1940 tot nu heb ik naast de voortzetting van
den importboekhandel de uitgeverij uitgebreid door 1. herdrukken van vooraanstaande Vlaamsche
en Hollandsche auteurs: alle werken van Walschap, Roelants, Elsschot, werken van Corsari,
Antoon Coolen, Werumeus Buning, verschillende werken van K.v.d. Woestijne 2. uitgave van
nieuwe werken van Vlaamsche auteurs: twee boeken van August Vermeylen [...], twee boeken van
Roelants, drie boeken van Herreman, en talrijke werken van jonge auteurs. 3. in voorbereiding
een dundrukuitgave in 7 banden van het complete werk van Karel van de Woestijne 4. talrijke
wetenschappelijke werken en schooluitgaven. In 1943 heb ik de uitgeverij Lumière overgenomen
en daar herdrukken in luxe-uitgaven gebracht van Giraudoux, Colette, Mauriac, Elsa Triolet,
enz. met illustraties van Tytgat, Ramah, Delvaux, Magritte, enz. Kunstmonographiën, romans en
wetenschappelijke werken in het Fransch. Sedert de bevrijding hebben wij voor Lumière een
bijhuis in Parijs. Tenslotte sedert de bevrijding geven wij een algemeen weekblad uit, in den
trant van de Haagsche Post, nl. “Zondagspost”, met P.G. van Hecke als hoofdredacteur,
Herreman, Leroux, Gust De Muynck (Directeur Vlaamsche Radio) en Prof. Dr J. van Tichelen, als
redacteurs. [...] Het zal U waarschijnlijk interesseeren te vernemen dat verschillende onzer
uitgaven, voor Vlaanderen alleen in oplagen van 50.000 exemplaren werden gedrukt. Voor den
nieuwen roman van Vermeylen werden, alleen in ons land 1200 luxe exemplaren verkocht en 20.000
exemplaren in volksuitgave. “Wiekslag om de Kim” de trilogie van K.v.d. Woestijne hebben wij
drie keer moeten herdrukken.’ Aan deze opsomming verbond Manteau het verzoek voor haar
uitgeverij rechten te kopen van goede Amerikaanse literatuur ter vertaling in het Nederlands
of het Frans. Het is onzeker wanneer Greshoff deze brief ontvangen heeft. In zijn archief
bevindt zich zowel het origineel als een getypt afschrift van de brief; uit latere
correspondentie blijkt dat Manteau vanwege het uitblijven van een reactie van Greshoff een
kopie of het afschrift van haar brief in maart aan De Muynck meegaf toen deze Amerika
bezocht.
-
eind36
- Huib van Krimpen had in november 1944
Catrijntje Afrika van Greshoff clandestien uitgegeven. Het boekje was in
een oplage van 1250 exemplaren gedrukt door n.v. Luctor et Emergo en
gebrocheerd door H. de Koningh beide te 's-Gravenhage.
Zie voor de overige door Huib van
Krimpen anoniem of onder de imprint Le Lapin et le Chat gedrukte danwel verzorgde publikaties
in de periode mei 1939-september 1945: Dirk de Jong, Het vrije boek in onvrije
tijd, Leiden 1958, nrs.149, 165, 241, 331, 409, 435 en 439.
-
eind37
- Zie voor de door Joh. Enschedé en
Zonen te Haarlem gedrukte publikaties in deze periode: Dirk de Jong, Het vrije
boek in onvrije tijd, Leiden 1958, nrs.5, 72, 117, 133, 192, 232, 321, 378, 482, 519,
531, 543, 591, 606, 620, 680, 683, 697, 762, 765 en 852. Een groot aantal van deze publikaties
was typografisch verzorgd door Jan van Krimpen.
-
eind38
- Een
door W.E.G. Louw gekozen en voor rekening van Greshoff bij Joh. Enschedé en Zonen te Haarlem
te drukken bloemlezing is nooit verschenen. (Zie br.657 n.17.)
Op 27 maart 1946 zou Jan
van Krimpen aan Greshoff schrijven: ‘Je vraagt naar Leipoldt. Daar is hoegenaamd niets mee
gebeurd. Het zou juist gezet worden toen voor ons de oorlog begon. Dat leek, voor ons, het
einde. Later zou het - behalve dan ondergrondsch: maar zou er belangstelling voor geweest
zijn? - weinig verstandig zijn geweest een Zuid-Afrikaanschen dichter uit te geven: Op het
oogenblik is de toestand ter zetterij en drukkerij zoodanig dat er de eerste verscheiden
maanden niets meer bij kan. Het is bovendien trouwens heel moeilijk aan papier te komen zelfs
voor den zoo zwaar bezwetsten export van boeken. De copy heb ik natuurlijk nog bij mij liggen.
Laat dus eens hooren wat je je verder voorstelt.’ Nog op 18 maart zou Greshoff antwoorden:
‘Over de Leipoldt schrijf ik je nog. Ik moet even overleg plegen met G. Bakker, de eenige man
die hier iets van boeken weet en verstaat.’
Vijftig gedigte van C. Louis Leipoldt, gekies uit sy bundels Oom Gert vertel,
Dingaansdag, Uitgesoekte gedigte vir Jong-Suidafrika, Uit drie wêrelddele [en]
Skoonheidstroos zou ter gelegenheid van Leipoldts zesenzestigste verjaardag op 28
december 1946 verschijnen bij A.A. Balkema te Amsterdam & Kaapstad.
-
eind39
- Aan S. Vestdijk stuurde Greshoff met
zijn brief van 6 september een soortgelijke bijlage mee, waarin de hier opgesomde titels in
iets andere volgorde werden weergegeven. De reeks Nocturnes telde op deze
bijlage zes in plaats van vijf gedichten. Aan Vestdijk meldde Greshoff bij de poëzie in
portefeuille bovendien nog 20 gedichten onder de titel Het rampjaar, en gaf
hij op te werken aan een zes gedichten omvattende reeks met als titel Hein op
huisbezoek en een nog onbekend aantal gedichten omvattende reeks Monologen.
-
eind40
- De aan Gerrit Bakker opgedragen
bundel Mimosa pudica was in september 1940 als eerste uitgave van
Constantia Drukken te Kaapstad verschenen. De bundel was in een oplage van 325 exemplaren
gedrukt bij Hortors Ltd. te Kaapstad.
-
eind41
- In 1941 was bij nv Koninklijke Drukkerij De Unie te Batavia de aan Arthur van Rantwijk
opgedragen bundel Kalender zonder dagen verschenen.
-
eind42
-
Bitterzoet was in
maart 1944 als nummer 2 van de tweede serie van De Stoep, Nederlands Periodiek, Curaçao te
Willemstad verschenen. De bundel was gedrukt bij Drukkerij De Stad n.v.
in een oplage van 500 exemplaren, waarvan 50 exemplaren in linnen werden gebonden. Deze
laatste waren genummerd en op het voorplat voorzien van een linosnede door E. Winters. In
een aantal exemplaren is een ‘Verantwoording der oplage’ ingeplakt. Greshoffs eigen
exemplaar draagt een opdracht van Luc. Tournier (ps. van Chr. Engels), de redacteur van De
Stoep: ‘Aan J. Greshoff 4. iii '44. Het eerste exemplaar van de binder.
Luc Tournier’; dit exemplaar is gebonden, maar de blauw-linnen band is beplakt met het
omslag van de gewone, geniete exemplaren. (Collectie S.A.J. van Faassen, Den Haag.)
Er
is ons verder een exemplaar gebonden in rood-linnen bekend, waarvan de voorzijde van de
band beplakt is met de linosnede van E. Winters; dit exemplaar - afkomstig uit het bezit
van H. Jonker - draagt aan de binnenzijde van de band de handtekening van Greshoff, met
daaronder zijn handgeschreven opmerking ‘niet verantwoordelijk voor de typographie’.
(Collectie Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag.)
-
eind43
-
Voor volwassenen.
Aphorismen zou eind november door A. Manteau Uitgeversmaatschappij te Brussel worden
uitgegeven. De bundel was in september gedrukt bij Drukkerij Henri Proost & Co te
Turnhout in een oplage van 1100 genummerde exemplaren.
-
eind44
-
Zand en
drijfzand is niet onder deze titel gepubliceerd. Een reeks aforismen met een
dergelijke titel is evenmin in Greshoffs archief aangetroffen. Ook in een brief aan S.
Vestdijk van 6 september zou Greshoff deze cyclus aankondigen.
-
eind45
- De aan Leo Vroman opgedragen
essaybundel Rariteiten van J. Greshoff was in oktober 1941 als uitgave
van de Fakkel-Reeks te Batavia verschenen. (Zie ook br.651 n.5.)
-
eind46
- De aan H.A. Mulder opgedragen
essaybundel Fabrieksgeheimen was eind december 1941 door J.L. van Schaik
Bpk. te Pretoria als nummer 23 van de Monument-reeks gedrukt en uitgegeven.
-
eind47
-
Muze, mijn
vriendin was begin 1943 door J.L. van Schaik Bepk. te Pretoria als nummer 24 van de
Monument-reeks gedrukt en uitgegeven.
-
eind48
-
Het spel der
spelen. Causerieën over het Boek was in juli 1944 bij Querido te New York verschenen.
De bundel is opgedragen aan L.A. Ries.
-
eind49
- In juli 1942 was als aflevering 6 van De Stoep,
Nederlands Periodiek Greshoffs Rede over Arthur van Schendel verschenen. De
rede was op 6 augustus 1941 uitgesproken voor de letterkundige faculteit van de Universiteit
van Kaapstad.
-
eind50
- De vijf gedichten die te zamen Nocturnes vormden, zijn niet onder deze titel gepubliceerd. Een cyclus met deze
titel is evenmin in Greshoffs archief aangetroffen. Ook in een brief aan S. Vestdijk van 6
september zou Greshoff deze cyclus aankondigen.
-
eind51
-
Kleine suite voor de b.b.c. was blijkens een
dagboekaantekening van Greshoff van 19 juni in die maand ontstaan op de boot van New York
naar Zuid-Afrika: ‘Ik vermaakte mij met enige spotrijmpjes ten koste van de radio [...]. Ik
schreef een en ander gedurende de eerste zonnige dagen in de Caraïbische zee. Hier en daar
moest er nog iets aan veranderd worden. [...] Het zijn twee reeksen, één tegen de kulkast
gericht en één over de Heren van Londen.’ (Nederlands Letterkundig Museum,
collectie-Greshoff, sign. g 785 h 1, Dagboek 1945
(t), p. 19.) Ook in een brief aan S. Vestdijk van 6 september zou
Greshoff deze cyclus aankondigen.
Op 15 juli had Greshoff in zijn dagboek geschreven:
‘Van Wyk Louw [...] kwam souperen. Wij spraken uitvoerig over Standpunte [...]. Ik las,
iets wat ik zelden of eigenlijk nooit doe, mijn laatste proeven voor. De kleine Suite voor
de b.b.c. beviel Wyk zéér. Deze wil hij ook in nummer één
plaatsen.’ Op 4 september schreef Greshoff echter te werken aan een gedicht met de
titel Het rampjaar, dat hij blijkens een dagboekaantekening op 11
september voltooide. (Nederlands Letterkundig Museum, collectie-Greshoff, sign. g 785 h 1, Dagboek 1945 (t), p. 94
resp. Dagboek 1945 (a).) Onder de titel De zondvloed
werd Het rampjaar opgenomen in Standpunte 1 (1945-1946) 1 (december
1945), p. 25-31.
Kleine suite voor de b.b.c. werd gepubliceerd in
Kroniek van Kunst en Kultuur 7 (1945-1946) 7 (1 mei 1946), p. 208-209. In Gedichten (Amsterdam 19486, p. 377-388) werd de cyclus opgenomen onder de titel Rammelkast en rommelpot.
-
eind52
- De veertien gedichten die te zamen
De heeren van Londen vormden, ontstonden in dezelfde tijd als Rammelkast en rommelpot. De cyclus was blijkens een dagboekaantekening van
Greshoff van 19 juni in die maand ontstaan op de boot van New York naar Zuid-Afrika. (Zie
n.51.) Ze zijn niet gepubliceerd. Een cyclus met deze titel is evenmin in Greshoffs archief
aangetroffen. Ook in een brief aan S. Vestdijk van 6 september zou Greshoff deze cyclus aan
kondigen.
-
eind53
- In
1943 waren bij J.L. van Schaik Bpk. te Pretoria de door Greshoff verzorgde en ingeleide
bloemlezingen Nieuwe Nederlandsche dichtkunst (i) Rondom
Tachtig en (ii) Hedendaagsche dichters
verschenen. De bloemlezingen maakten deel uit van de Nederlandse Boekerij die onder
redactie van Greshoff en H.A. Mulder stond. De titelpagina's geven beide 1942 als jaar van
uitgave.
-
eind54
- In december zou bij Querido te New York de door
Greshoff bijeengebrachte bloemlezing In de verstrooiing. Een verzameling
letterkundige bijdragen van schrijvers buiten Nederland, 1940-10 mei-1945
verschijnen. De bloemlezing had een bandontwerp en stofomslag door G. Hordijk.
-
eind55
- In november zou bij Querido te New
York de door Greshoff bijeengebrachte bloemlezing Harvest of the Lowlands. An
anthology in English translation of creative writing in the Dutch language with a
historical survey of the literary development verschijnen. De bloemlezing, die
gedrukt werd bij de American Book-Stratford Press Inc. te New York, had een bandontwerp en
stofomslag door G. Hordijk. De bloemlezing werd, blijkens de correspondentie van M.E.H.
Warendorf, de directeur van Querido Inc., met Greshoff waarschijnlijk niet vóór februari
1946 in de handel gebracht.
-
eind56
- Hendrik Adolph Mulder
(1906-1949) was aan de Universiteit van Pretoria werkzaam, maar had in deze periode juist een
lectoraat aan de Rhodes Universiteit aanvaard. Hij was van 1931-1934 in Nederland redacteur
van het tijdschrift Het Korenland geweest en had een vooraanstaande rol gespeeld in de
beweging der Jong-Protestanten rond het tijdschrift Opwaartsche Wegen. Daardoor was hij
bevriend geraakt met Bert Bakker.
-
eind57
- In de reeks Nederlandse Boekerij, die
onder redactie van Greshoff en H.A. Mulder bij J.L. van Schaik te Pretoria was verschenen,
zijn negentien delen gepubliceerd. (De nummering van de hieronder opgesomde reeks is ontleend
aan P.J. Nienaber, Bibliografie van Afrikaanse boeke, dl.2 (6 april
1943-1948), Johannesburg 1948; ze komt niet in de delen zelf voor noch in enig andere bibliografie.)
Eerste reeks
1 Jacques Perk, Gedichten* (1942) (inl.
Mulder) 2 Arthur van Schendel, Een Hollandsch drama (inl. Greshoff)
(1942 [=1943]) 3 Nieuwe Nederlandsche dichtkunst (ii)
Hedendaagsche (samenst./inl. Greshoff) (1942 [=1943]) 4 Drie
Nederlandsche novellen* (samenst. Greshoff/Mulder) (1942). (Bevat verhalen van: Ina
Boudier-Bakker, Top Naeff en Augusta de Wit) 5 Aart van der Leeuw, Ik en
mijn speelman. Een luchthartige geschiedenis (1942 [=1943]) 6 Willem Kloos, Poëzie en proza* (samenst./inl. Mulder) (1942) 7 Herman de Man, Het wassende water* (1942) 8 Stijn Streuvels, De
vlaschaard* (1942) 9 Nieuwe Nederlandsche dichtkunst (i) Rondom Tachtig (samenst./inl. Greshoff) (1942 [=1943]) 10 Arthur van
Schendel, De waterman (inl. Greshoff) (1943) 11 H. Marsman, Poëzie en proza (samenst. Greshoff/inl. N.P. van Wyk Louw)(1943) 12 F.
Bordewijk, Karakter. Roman van zoon en vader (1942)
Tweede reeks
1 Lodewijk van Deyssel, Proza
(samenst./inl. Mulder) (1943) 2 Drie Vlaamsche verhalen* (samenst.
Greshoff/Mulder) (1943). (Bevat verhalen van: Maurice Roelants, F.V. Toussaint van Boelaere
en Karel van de Woestijne) 3 M. Scharten-Antink, In den vrijen
Amerikaan* (1944) 4 Vlaamsche lyriek. Van Gezelle tot 1940*
(samenst./inl. Marnix Gijsen) (1944) 5 Novellen uit De Nieuwe
Gids-tijd* (samenst. Mulder) (1944) ? Hedendaagsche Nederlandsche
novellen* (samenst. Mulder) (1945) ? S. Ulfers, Oastloorn.
Dorpsschetsen* (1946). (Nienaber vermeldt bij deze titel als reeksnummer ‘9’; dit moet
op een misverstand berusten aangezien nummer 9 al bezet was. De titel is op grond van het
verschijningsjaar door ons ter plekke in de reeks geplaatst.)
-
eind58
- De achtste druk van De waterman door
Arthur van Schendel was in 1943 verschenen bij J.L. van Schaik Bpk. te Pretoria met een
inleiding door Greshoff. De inleiding was een gewijzigde herdruk van Greshoffs in 1934 bij
Nijgh & Van Ditmar n.v. te Rotterdam verschenen Arthur van Schendel. Aanteekeningen over ‘Jan Compagnie’ en ‘De Waterman’ en het in
datzelfde jaar bij J.M. Meulenhoff te Amsterdam verschenen Arthur van
Schendel.
-
eind59
- De vierde druk van Een Hollandsch drama door Arthur van Schendel was in 1943 verschenen bij J.L.
van Schaik Bpk. te Pretoria met een inleiding door Greshoff.
-
eind60
- Hoewel hij aanvankelijk niet
tot de redactie toetrad, had Greshoff een belangrijk aandeel gehad in de oprichting van het
tijdschrift Standpunte. De eerste aflevering zou in december verschijnen. Het tijdschrift werd
gedrukt bij de Nasionale Pers Bpk. te Kaapstad. Als stille redacteuren traden Fred Le Roux en
D.J. Opperman op, die vanwege hun beroep - zowel Le Roux als Opperman was redacteur van Die
Huisgenoot - niet openlijk tot de redactie konden toetreden. (Zie Willem Bant, Jan Greshoff en het Zuidafrikaanse tijdschrift Standpunte, Amsterdam 1987, p. 67.)
Greshoff had op 15 juli in zijn dagboek geschreven: ‘Van Wyk Louw [...] kwam souperen. Wij
spraken uitvoerig over Standpunte. Van het waarborgkapitaal dat drie honderd pond moet zijn,
kwamen er twee honderd, vier maal vijftig binnen. Ik schreef voor vijftig pond in [...].’
(Nederlands Letterkundig Museum, collectie-Greshoff, sign. g 785 h 1, Dagboek 1945 (t), p. 94.) Met ingang van de tweede
jaargang in januari 1947 zou Greshoff alsnog in de redactie worden opgenomen. Per die datum
zou de naam van het tijdschrift ook worden uitgebreid tot Standpunte, Onafhanklike
Kwartaalblad vir Literatuur en Kuns. Na Mulders dood zou Greshoff in een brief van 22 februari
1950 aan redactiesecretaris W.E.G. Louw schrijven dat Fred Le Roux, de beide Louws, D.J.
Opperman en hijzelf de ‘kern’ van Standpunte vormden en dat het tijdschrift ‘het geestelijk
eigendom is van de vijf menschen die het gemaakt hebben’. (Zie J.C. Kannemeyer, D.J. Opperman. 'n Biografie, Kaapstad-Pretoria 1986, p. 202.)
In de
beginselverklaring in de eerste aflevering van het tijdschrift stond onder meer: ‘Hierdie nuwe
reeks wil die vrye geestelike en intellektuele lewe dien. Ons werksaamheid gaan in hoofdsaak
strek oor die gebied van die literatuur en van die literêre en verwante ideëkritiek; in die
tweede plek ook - aangesien geen enkele geestelike aktiwiteit volkome los van ál die ander
staan nie - sal die reeks (vir sover prakties moontlik blyk) die gebiede van die musiek, die
beeldende kunste, die wysbegeerte, die godsdienstige en staatkundige denke aanraak. Ons doel
is nie om 'n standpunt te propageer nie, maar om die vrye bespreking van die grondslae van
hierdie aktiwiteite in Suid-Afrika moontlik te maak. 'n Geloof aan die waarde van so 'n vrye
bespreking is miskien self reeds 'n standpunt - maar die enigste dan wat gemeen is aan die
skrywers wat ons hul medewerking toegesê het. Daar is weinig dinge waaraan die hedendaagse
intellektuele mens meer behoefte het as so 'n vrye bespreking van grondslae. Die neiging om
jouself binne 'n sekte toe te sluit, om alleen met eendersdenkendes om te gaan, en om in dié
afgeslotenheid jou menings eerder te beskut en te verhard as om hulle aan wind en weer bloot
te stel; om 'n “teenstander” se mening, voordat jy behoorlik kennis daarvan geneem het, skeef
te ruk totdat daar slegs 'n karikatuur van oorbly en om dan dié houtpop van jou eie maaksel te
“bestry” - dit is die kenmerk en die vloek van soveel wat vandag as “geestelike lewe” wil
deurgaan. Stryd op hierdie peil is egter die stryd van bloot biologiese organismes - van wolf
teen wolf - en nié van mens teen mens nie. Daar is geen edeler plesier as die intellektuele
omgang met mense wat totaal anders dink as jy nie - wat ánder dele van die eindelose rykdom
van die werklikheid tot hul besit gemaak het - en om dan in die meningswisseling met hulle jou
eie grense en beperkings effens wankelrig te laat word. Die intellektuele lewe het vandag, ook
in Suid-Afrika, 'n soort impasse bereik. Ons sien allerweë groepvorming en
organisasie die plek van vrye meningswisseling inneem. Op elke gebied word van die mens geëis
dat hy vir of teen moet kies - vir of
teen die halwe waarhede wat elke groep aanbied; dis “Jahre der
Entscheidung” in die allerboosste sin. Vir 'n jong kultuur is dit 'n ernstige bedreiging. Ons
glo dat die rykste kulture ontstaan in tydperke waarin “eens-wees” enja-sê’ nie die hoogste
waardes is nie, en waarin die naas-mekaar-bestaan van botsende wêreldbeskouings nie as teken
van dekadensie beskou word nie. Daarom sal ons die geleentheid verskaf om die mees
uiteenlopende stanpunte te stel. Ook Europa, ook die wêreld wat die bitterheid van die
oorlogsjare veel meer as ons gevoel het, sal die bedreiging van die eensydigheid sterk voel.
Sodra 'n mens naby die seerkry-plekke van die geestelike lewe komt, roer jy aan dinge wat ver
buitekant die eie nasionale sensitiwiteit strek. Die taal, die klankbord van ons geestelike
lewe, is egter die enigste medium waardeur mens en mens mekaar kan bereik. Daarom gebruik ons
die drie tale wat vandag dié lewe in Suid-Afrika dra: Afrikaans, Engels en, in beperkte mate,
Nederlands. Alleen oorwegings van praktiese aard belet ons om te sê dat ons bereid is om aan
enigeen van die ander tale wat by ons in staat mag wees om die brug tussen mens en mens te
slaan, wat in mindere of meerdere mate by ons gelees word - Duits, Frans of een van ons
naturelletale - sy beskeie plek in te ruim. Suid-Afrika is 'n land waar daar meer as een of
twee volke woon; sy woord aan die wêreld sal ook in meer as een of twee tale gehoor moet word.
Hierdie vryheid van standpunt is egter nie 'n vae alles-laat-geld nie, 'n byeenraap van
menings om hul uiteenlopendheid, hul nuutheid of interessantheid nie; dis 'n vryheid wat
diensbaar is aan die idee van 'n “ryk” kultuur in Suid-Afika en, by name, in Afrikaans - die
taal wat die sterkste kultuurdraer in hierdie land is. Moet 'n mens betoog dat die tyd verby
is toe Afrikaans hom angsvallig moes afsluit van “on-Afrikaanse” menings (wat beteken dié
woorde?) om “sy eie” te bewaar - en wat beteken dít presies? So 'n betoog sou 'n erkenning van
versuim in die verlede wees en 'n aanklag teen ons kultuur in die oë van intelligente mense
wat dit as hul natuurlike reg beskou om in elke “klimaat van die denk” te mag woon; en dié
erkenning sou ook onwaar wees. Inderdaad is geen gedagte-kompleks in
Suid-Afika so “oop” vir ander menings as die Afrikaanse nie; en selfs waar dit nie vrywillig
oop is nie, is dit, weens ons menigvuldige aanrakingspunte met ander denke, onherroeplik blootgestel. Ons verwag dus alleen dat die Afrikaanse kultuur sy deelname aan
die stryd van wêreldbeskouings met trots en vreugde as menslike reg sal aanvaar - nie as noodlot nie. Die blootgestel-wees aan “weer en wind” wat vir die indiwidu
noodsaaklik is, is ook noodsaaklik vir 'n volk. Die literatuur is sentraal in elke kultuur.
Standpunte wil dus ook die ernstige literatuur in Suid-Afika dien. Dit wil
vir die goeie poësie wat by ons geskryf word 'n tuiste skep - minder finaal as die bundels
waarin dit later versamel word en tog duursamer as die weekblaaie waarin goeie verse dikwels
binne die stroom skriftuur-van-die-dag verdwyn. Dit wil kritiek op poësie en prosa vanuit een
standpunt alleen uitoefen: dié van die eis van kwaliteit. Dit wil die ander geestelike
aktiwiteite in Suid-Afrika deur bespreking bevorder en ook in hierdie bespreking alleen
dieselfde maatstaf aanlê: kwaliteit, intellektuele peil. En waar die doel is om die
intellektuele en skeppende lewe in Suid-Afrika te bevorder, sal ons reeks nie anders kan doen
as om (sover moontlik) werk en stromings in die stamlande van ons kultuur - Nederland,
Engeland, Frankryk en Duitsland - ook te bespreek nie. Vir die mens wat effens losgekom het
van sy eie bloot geografiese beperkings, word die geestelike lewe in baie ander lande (miskien
in die hele wêreld) lewensaak. En eindelik: die bereidwilligheid om
uiteenlopende menings toe te laat, veronderstel geen standpuntloosheid by die drie redakteurs
van de reeks nie. Ook hulle sal die reg hê om eie standpunt skerp te stel. Dit is die eerste
keer dat die sogenaamde “jongere literatuur” in Suid-Afrika 'n eie orgaan het waarin hy hom
volkome vry kan uitspreek, waarin hy deur geen druk wat op redakteurs en persdireksies
uitgeoefen word, gemuilband kan word nie. Om dit te verseker, word die reeks op eie onkoste en
volkome onafhanklik uitgegee - onafhanklik sowel van die politieke partye as van die groot
uitgewersfirmas. Net soos daar vroeër verset was teen die opkoms van Afrikaans as kultuurtaal,
so is daar vandag nog verset teen elke vernuwing van die geestelike lewe in Suid-Afrika. As
onderdeel van sy werksaamheid sal Standpunte soms hierdie verset vir later dokumenteer - en
hopelik meewerk om dit te verbreek.’
-
eind61
- In Standpunte 1 (1945-1946) 3 (juli 1946), p. 31-40
zouden onder de overkoepelende titel Vijf nieuwe Nederlandsche dichters tien
gedichten worden gepubliceerd van Guillaume van der Graft (ps. van W. Barnard), L.J. Pieters,
Jan Praas, Hans Warren en Hans van Straten. De gedichten waren blijkens een toelichting
bijeengebracht door Stols in zijn hoedanigheid als redacteur van Helikon. S. Vestdijk droeg
geen essay bij. Op 9 februari 1946 zou hij aan Greshoff schrijven: ‘Tegende de gedichten, waar
ik een inleiding voor moet schrijven, heb ik een tijd aangekeken. Ik wil de jongeren niet
afvallen; maar ik weet bij God niet wat ik over al die verdienstelijke gedichten moet
schrijven, die zoo sprekend op elkaar lijken! Een persoonlijkheid is er niet bij. Toe, plaats
ze maar zonder inleiding, want anders denken ze daar nog, dat dit nu het laatste en opperste
woord is in zake Nederlandsche moderne poëzie.’ Blijkens Stols' brief aan Greshoff van 17
januari 1946 (br.679) had hij Vestdijk zijn keuze onmiddellijk toegezonden.
|