Briefwisseling J. Greshoff - A.A.M. Stols

356. Uitgeverij A.A.M. Stols (R.W. Haentjens Dekker) aan J. Greshoff, 4 maart 1936¹

Maastricht, 4 Maart 1936.

Hooggeachte Heer Greshoff,

Ik klop bij U aan om eenige inlichtingen. Stols is op reis en zelf ben ik een week verhinderd geweest, door ongesteldheid, op kantoor te komen. Gisteren ontving ik een brief van onzen reiziger, die zeer enthousiast was over het feit dat wij een bundel gedichten van zijn vriend van Hattum zouden uitgeven.² Hedenmorgen ontving ik een brief van van Hattum zelf, die mij mededeelde dat hij van den heer S. Vestdijk,³ van Oorschot (dat is onze reiziger)⁴ en van U had gehoord dat wij een bundel gedichten van hem in luxe-editie van 100 exemplaren het licht zouden doen zien.⁵ Daar er mij hieromtrent niets, maar dan ook letterlijk niets, bekend is zoudt U mij zeer verplichten door mij even te willen schrijven wat U hiervan bekend is, en teeken ik, met vriendelijken groet en de meeste hoogachting,

Uw dw

R.W. Haentjens Dekker

1 Geschreven op briefpapier van A.A.M. Stols' Uitgeversmaatschappij n.v. Directeuren: A.A.M. Stols & R.W. Haentjens Dekker. Groote Looiersstraat 28, Maastricht.

2 De brief van G.A. van Oorschot (zie n.4) is niet bewaard gebleven. Van Oorschot was met Jac. van Hattum bevriend.

3 Greshoff had via S. Vestdijk aan Jac. van Hattum om poëzie voor een bundel bij Stols gevraagd. Van Hattum had op 27 februari aan Greshoff geschreven: ‘De heer Vestdijk is zo vriendelijk mij Uw verzoek om twee vel (32 pag.) poëzie door te geven. Ik voel mij zeer gelukkig met deze uitnodiging: mede te werken aan een bundel, of is het bedoeld, als bundeltje alleen? Dat kan ik niet uit het schrijven van den Heer Vestdijk opmaken.’ Greshoff schreef hem vervolgens op 28 februari: ‘Ik zal u precies vertellen hoe de vork in de steel zit. Met een vriend geef ik een serie fraai gedrukte boekjes uit, geheel voor ons plezier en voor dat van kenners, in ongeveer 100 exx. Daarvoor zoek ik texten en dacht aan u. Ik hoorde echter dat er een dikke bundel van u verschijnen gaat en vreesde, dat u niets daarbuiten zou hebben liggen. Vestdijk verzekerde mij echter dat u véél schreef en ik verzocht hem u voor ons plannetje warm te maken. [...] Het liefst zou ik hebben dat u zelf een scherpe selectie maakt uit uw werk voor zoverre het niet in de bundel van Nijgh & Ditmar verschijnt.’ De bundel die in 1936 verscheen bij Nijgh & Van Ditmar is de bundel De pothoofdplant.
Uit verdere correspondentie tussen Van Hattum enerzijds en Greshoff en Stols anderzijds blijkt dat Van Hattum weliswaar accoord ging met opname van zijn poëzie in Ursa Minor, maar dat hij toch ook graag voor een groter publiek een deeltje in de Kaleidoscoop-reeks zou vullen; dit is niet gebeurd.

4 Gerardus Adriaan van Oorschot (1909-1987) colporteerde waarschijnlijk sinds eind 1935 met de fondsen van Stols en enkele andere uitgeverijen. (Zie voor Van Oorschots werkzaamheid voor Stols: C. van Dijk, Stols & Van Oorschot, in Optima 16/17 ([maart 1988]), p. 375-382; het contact tussen Stols en Van Oorschot dateerde blijkens Stols' opmerking aan Greshoff van eerder dan Van Dijk aanneemt.)
In maart 1938 zou Stols aan R.W. Haentjens Dekker schrijven dat Van Oorschot niet meer voor hem hoefde te ‘colporteeren’: ‘[...] hij blijft dus voor mij nog de enkele firma's bezoeken die voor mijn enkele uitgaven in aanmerking komen.’ (Stadsbibliotheek Haarlem, archief-Stols, omslag R.W. Haentjens Dekker.) Begin 1935 was A. Klemann vertegenwoordiger voor Stols. Klemann vertegenwoordigde in die periode ook uitgeverij De Gemeenschap.

5 Als zevende uitgave van Ursa Minor zou in juli 1939 de bundel Bilzenkruid van Jacob van Hattum (1900-1981) verschijnen. Het boek zou in een oplage van 300 exemplaren door Stols bij Boosten & Stols gedrukt worden, waarvan 275 in de handel gebracht werden door A.A.M. Stols, Uitgever te Maastricht.
Jac. van Hattums bundel Gedichten zou Helikon 6 (1936) 2 ([april]) vullen. Helikon stond op dit moment onder redactie van Jo Landheer.