Briefwisseling J. Greshoff - A.A.M. Stols

312. A.A.M. Stols aan J. Greshoff, 11 juni 1934¹

[Maastricht,] 11-6-34

Beste Jan,

Het is niet altijd makkelijk om uit de aanwijzingen van Boucher wijs te worden. Ik wend me dus even tot jou.

1 ^o Het Voorwerk

Dit moet mijns inziens aldus worden ingedeeld

blz i: Voortitel (J. Greshoff: Gedichten)

blz ii: Houtsnede (wordt dus tegen den voortitel gedrukt. Ik doe dat altijd en zie er het bezwaar nooit van in. Zie mijn Poe, Keats enz).²

blz iii: Titelpagina, komt dus t.o. de houtsnede³

blz iv: Blanc

blz v: Tusschentitel ‘Voorrede’

1 Geschreven op briefpapier van A.A.M. Stols, Uitgever, Maastricht.

2 Mogelijk doelde Stols op The masque of the red death and other tales van Edgar Allan Poe dat in 1932 als deel 12 van The Halcyon Press verschenen was, op Letters of John Keats to Fanny Brawne dat in 1931 als deel 11 van The Halcyon Press was uitgegeven, of op de in 1930 als deel 7 van The Halcyon Press verschenen The collected sonnets van Keats. In alle drie deze uitgaven was tegenover de titelpagina een houtsnede van John Buckland Wright afgedrukt.
In 1930 was als deel 10 van The Halcyon Press ook The fall of the house of Usher van Poe verschenen. Dit boek had tegenover de titelpagina een aquatint van Alexandre Alexeïeff.
Keats' Odes dat in 1927 als deel 1 van The Halcyon Press was verschenen, is niet geïllustreerd.

3 Op de brief is bijgeschreven: ‘Accoord’. De houtsnede met het door John Buckland Wright van Greshoff gemaakte portret werd inderdaad aan de versozijde van de franse titelpagina en dus tegenover de titelpagina afgedrukt.

[p. 223]

Angèle Manteau, 1935.

Greshoff met Aty Greshoff en Nini Brunt (rechts), Venetië 1934.

A.A.M. Stols.

Stols aan Greshoff, 13 maart 1934.

[p. 224]

blz vi: begin Voorrede (dus tegen den voortitel aan gedrukt)

blz vii-xiv: vervolgtekst voorrede tot einde

Hiermee ga je toch zeker accoord? Boucher goochelt met witte bladzijden tusschen i en ii!!

2 ^o Zetwijze Laus Castitatis

Is een probleem. We hebben overal streng doorgevoerd dat we een bladzijde nooit afbreken middenin een strofe. Doch ik stel je voor om Laus Castitatis als één lang, gedicht te beschouwen, en dan alleen waar noodig een witregel te zetten.

Blz. 127 is dan goed, mits 1 witregel erbij en 4 regels van 128

Blz 128 vanaf ‘Die Vent’ tot en met ‘Oogen en fluisterend’ en 1 witregel na de regel ‘Maar dat doet heelemaal geen zeer.’

Blz 129 vanaf ‘Van Malacrida’ tot en met ‘Margot denk om 't gevaar’, met 1 witregel na ‘Vind je het gek’.

Blz 130 vanaf ‘En God bewaar’ tot en met ‘Maar’ met een witregel na ‘Uit de Urinoir’ en met een witregel na ‘In het bijzonder’

Blz 131 krijgt dan de rest, vanaf ‘Even hier’ tot en met ‘Ach lieve Heertje’.

Op de proef gaf ik het aan. Ik hoop dat je erm[:ee] accoord gaat. Stuur de proeven s.v.p direct terug. En kijk even na of de witregels die ik hierboven noem, er hooren. Ik ben nu op volle stoom. Antwoord dus gauw!

Mhgr.

tt.

Sander⁴

4 Bijschrijving: zie n.3.