Briefwisseling J. Greshoff - A.A.M. Stols

276. J. Greshoff aan A.A.M. Stols, 14 augustus 1933¹

14 Aug. 33. Sestri-Levante

Beste Sander,

Hartelijk dank voor de brief, welke ik hier vond. Ik hoop hier wat voor mezelf te kunnen werken. Het is stil en de jongens zijn nat. den geheelen dag op het strand en ik zit dan hier op een koele kamer.

Ik zal Angèle over de Claes spreken. Niet zoozeer om de text, dan wel om de plaatjes, welke toch wel zeer gedistingeerd en stijlvol zijn.²

Als je eens wist hoe het mij verheugde dat die onzinnige ruzie tusschen Eddy en jou zoo spoedig uit de wereld geruimd is.³ Ik had juist een corresp. met John, die ik de rol van bemiddelaar toebedeelde,⁴ toen jouw verdomd aardige brief aan Eddy kwam,⁵ waar alles mé[:e] door in orde kwam. Jullie zijn alle bei in een periode dat het noodlot je vervolgt en dat maakt de mensch prikkelbaar. Dat is heel begrijpelijk. Maar goddank, het heeft niet dóór gewerkt. Dus... zand er over.

Gaat thuis alles goed?

Met héél veel liefs van Aty en de jongens, van Annie, Arthur en Kenny⁶ voor jullie viertjes,

een hand van

Jan

Je weet dat Arthur Jr., aan het Rijksmuseum verbonden, in Amsterdam woont?⁷

1 Geschreven op briefpapier van de redactie van Groot Nederland.

2 Toen Ons-Lieve-Vrouwke heuren beeweg deed was met 21 houtsneden door de Vlaamse tekenaar Maurice Brocas (eigenlijk Maurice de Brocas de Lanauze, 1892-1948) geïllustreerd.

3 Op 4 augustus had E. du Perron in een brief aan Greshoff de tekst van een niet-bewaarde briefkaart aan Stols meegedeeld: ‘Hieronder copy van mijn briefkaart aan Sander, die gelijk hiermee de deur uitgaat. [...] De tekst luidt aldus: “B.S. - Ik heb zeer genoten van je beleedigde waardigheid à la Oud-Maastreech. Lijkt het je niet beter om zoo gauw je kunt de verrekening tussen ons op te maken, en het er verder maar bij te laten? Of wil je eerst je eigen brief terughebben, ter bestudeering van deszelfs chic? E.” Het gekke is dat wij gisterenavond een heel gesprek over Sander hadden met de Buckland Wrights. Zij hebben hem even goed door als wij, en toch hebben zij hetzelfde gevoel van eigenlijk toch nooit kwaad op hem te zijn. [...] Ik wacht af wat hij doen zal: is hij echt boos en loopt het af, dan is het best. Draait hij bij en zegt hij dat ik verkeerd begrepen heb, dan geloof ik waarachtig dat ik nog in staat ben om dat ook goed te vinden.’ (E. du Perron, Brieven (ed. Piet Delen et al.), dl.4, Amsterdam 1978, p. 245-246.)
Zie voor de context van de ruzie tussen Du Perron en Stols: Ad Hodinius, E. du Perron en zijn uitgevers (i), in Optima 14 (lente 1987), p. 90-112, m.n. p. 104-106.

4 Van de hier bedoelde correspondentie tussen Greshoff en John Buckland Wright is uitsluitend een brief door Wright van 6 oktober bewaard gebleven, waarin hij een opsomming van het conflict tussen Stols en E. du Perron geeft. Hij zou daarin aan Greshoff schrijven: ‘Merci pour tes deux lettres du 4 et 5. L'affaire dans laquelle tu veux que je fasse ce que je pourrai est en effet extrèmement delicate. Il y a trois jours qu'Eddy nous a raconté tous les details sauf le renvoi de sa lettre par Sander. Donc je suis dans une excellente position de juger sur cet petit contretemps mais pour reconcilier les deux combattants serait autre chose et lieu plus difficile. [...] Je suis dans la même position que toi, j'aime beaucoup Eddy et j'aime beaucoup Sander qui a toujours été extrèmement chic avec moi et qui s'est montré un vrai ami. Je n'ai pourtant aucune illusion sur son charactère et je connais très bien son “mauvais genie”. Donc dans cette affaire je suis partisan ni de l'on ni de l'autre - je trouve seulement que c'est extrèmement regrettable. Mais je ferai ce que je pourrais. Je suis certain à la longue que Sander verra sa faute qui est d'autant plus grande vu la position actuelle d'Eddy.’

5 Stols' brief aan E. du Perron waarop Greshoff doelde, is niet bewaard gebleven.

6 Corinna van Schendel.

7 Arthur van Schendel Jr. werkte, na zijn studie kunstgeschiedenis aan de Sorbonne te Parijs, sinds 1933 als volontair bij de afdeling Schilderijen van het Rijksmuseum te Amsterdam. In 1936 zou hij benoemd worden tot wetenschappelijk assistent.