Briefwisseling J. Greshoff - A.A.M. Stols

[p. 86]

121. J. Greshoff aan A.A.M. Stols, 13 mei 1924¹

13 Mei

Beste Sandertje

Laat deze brief aub door B & S getypt op brief met hoofd der f^a naar de

Nieuw Rott Crt.

Redactie K.[unst] en Letter[en]

Witte DeWithstr.

Rotterdam [xxx]

zenden.

Wedden dat-ie N^o 5 dan wèl bespreekt!²

In de Telegraaf een aardig stukje.³

Hoe slaat eigenlijk de Boutens van T.[rajectum] a.[d] M.[osam] [+ aan]?

Heb je nog de Holl Meng. naar Br.⁴ gestuurd?

Ik lees: Querido bah hoe vrwl.⁵

Ik lees: Hertog bah hoe vrwl.⁶

Ik lees: vdVijgh bah hoe vrwl.⁷

Ik lees: Wasch bah hoe vrwl.⁸

voor mijn historie.

Ik kom van de week toe aan Blöm etc!⁹

Heb je soms een ex. Walch

Heb je soms 1e afl. [xxx] voor mij over?¹⁰

Van mijn geschiedenis¹¹ komt enkel exx op Holl. ook voor UEd.

Groet God.

Heil je

Jan

1 Gedateerd op grond van de inhoud van de brief, waarin sprake is van aflevering 5 van De Witte Mier, die op 14 mei verscheen. (Zie br.122.)

2 In de Nieuwe Rotterdamsche Courant (Av. a) zou op 17 mei in de rubriek ‘Uit de Tijdschriften’ een anoniem bericht verschijnen over de afleveringen van De Witte Mier van maart, april en mei. Het bericht behelsde voornamelijk een opsomming van de verschillende medewerkers en de onderwerpen waarover zij schreven.

3 Dit bericht is niet achterhaald.

4 Zie br.120.

5 Israël Querido (1872-1932) zou onder de noemer ‘Andere romanschrijvers’ in het hoofdstuk ‘De Beweging van Tachtig in de Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde van Greshoff en J. de Vries kort ter sprake worden gebracht. Over hem heette het: ‘Israël Querido, na als Theo Reeder gedebuteerd te zijn met namaak-verzen, verwierf zich een zekere reputatie als levendig, wat al te uitvoerig beschrijver van het bestaan der Amsterdamsche achterbuurten [...]; later schreef hij enkele historische verhalen, zonder dramatische spanning, in een stijl, welke aan het classiek décor van stoomcaroussels herinnert.’ (p. 245.) Verder werd Querido nog genoemd in een appendix over ‘De dagbladen en de letterkunde’ (p. 417).

6 Waarschijnlijk bedoelde Greshoff de naturalistische schrijver Henri Hartog (1869-1904). Hartogs naam zou uiteindelijk in de Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde van Greshoff en J. de Vries niet genoemd worden.

7 De naam van de naturalistische schrijver Samuel Gijsbert van der Vijgh (1876-1899) zou uiteindelijk in de Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde van Greshoff en J. de Vries niet genoemd worden.

8 Karel Johan Hendrik Wasch (1886-1967) zou in de Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde van Greshoff en J. de Vries in het gedeelte over ‘Het geslacht van 1905’ onder de noemer ‘De prozaschrijvers. Roman en tooneel’ slechts in het voorbijgaan vermeld worden (p. 347). Wasch was onder meer medewerker van het tijdschrift Het Getij.

9 Aan J.C. Bloem, P.N. van Eyck, Geerten Gossaert (ps. van F.C. Gerretson) en A. Roland Holst werd in de Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde een aparte paragraaf gewijd. Albert Besnard, J.W.F. Werumeus Buning en H.W.J.M. Keuls werden, net als François Pauwels, Jan Prins (ps. van C.L. Schepp) en J.Jac. Thomson, samen in een paragraaf behandeld.

10 Mogelijk vroeg Greshoff een exemplaar van de eerste aflevering van De Witte Mier.

11 Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde.