| AvelineGa naar eind23 [+ of] Le
DivanGa naar eind24
wil ik schrijven aan een van twee? Zoo ja
meld dan groote[sic] v/d oplaag en ongeveere prijs Kan je 280 exx. dont
200 pour la France plaatsen dan kan het wat goedkooper worden 200 v Fr 50 v Ned
30 v. present en pers
Misschien is 180 eigenlijk
beter. Maar ga niet boven de 50 frs. liever minder |
Antwoord mij dus op
1o | moet ik naar Parijs schrijven en met welke zakelijke gegevens. |
2o | heeft Erens dat vervelende en detoneerende stukje Aanteekening
(o.a. over J. Reyneke v Stuwe!) wèg gelaten.Ga naar eind25 |
3. | Wàs E. al bezig aan zijn mémoires??Ga naar eind26 Ook toevallig dat
ik juist op het idee kwam hem te vragen!Ga naar eind27 |
4 | Ruusbr lijkt mij prijma.Ga naar eind28
Denk aan de Augustinus v V LooyGa naar eind29
Th à K. v V LooyGa naar eind30
2e
en 3e drukken máár dan een prijma verzorging van de uitstalling[?] in
luxen band (zie die v L. 's uitg.)Ga naar eind31 |
5 | aardig [xxx] Trajectum. Heb je de kopy al binnenGa naar eind32 |
6. | hoe staat het met BoutensGa naar eind33 |
7 | hoe staat het met zetten van de W M? n.l. de Vries Toev. ontmGa naar eind34
J.Gr. Curiosa i?Ga naar eind35 |
8. | ik stuurde je Correspondentie 2. maar kreeg hierop géén antwoord? Wèswege? Het [xxx]
nog een heele schrijverij, ook de advertentien.Ga naar eind36 |
9. | Ik stuur begin volg. week waarsch. dinsdag Corresp. 3.Ga naar eind37
Wat je heb dat heb je. ik houd van voorraad, ben ik dan eens uit de stad dan heb ik geen zorg. |
10. | hoeveel abonne's? de W.M. verscheen Zaterdags. Woensdag schreef je mij: een
kleine vijftig Hijman vind dat resultaat in zoo korten tijd fenomenaal. |
11 | wanneer ga je naar Holland? en via welk centrum Br of A[ntwerpen]? en wanneer ga je dan naar Amsterdam? |
12. | met v.S. is nu 10 nos Sch. vol. en fraay vol.Ga naar eind38 |
Ik ben benieuwd naar eenig bericht.
Mijn hart. dank voor je lange brief, je proeve en al je goede zorgen, met mijne respecten aan
de heer en Mevrouw Stols, met vr. groeten voor Clim.
Geheel je
Jan.
|
-
eind1
- Geschreven op briefpapier van Palladium.
-
eind2
- In het rooms-katholieke weekblad De Nieuwe Eeuw van 10 januari besprak
Pieter van der Meer de Walcheren de eerste aflevering van De Witte Mier. Van der Meer haalde
uitvoerig Maurice Roelants' bijdrage over Prosper van Langendonck aan en citeerde met instemming Greshoffs artikel over
Maurice Barrès, waaruit volgens Van der Meer een zuiver inzicht in de Franse literatuur
sprak. Hij schreef verder onder meer: ‘Het belooft een tijdschrift te worden van
geraffineerden smaak; uitvoering, sobere omslag en lettertype zijn een oogenlust - en inhoud
zijn zeer verzorgd, zooals we dat verwachten mogen van deze redactie en deze uitgevers. Of
dit maandschrift echter méer zal zijn dan een eclectische showroom van verfijnde en
edel-smakende kunstzinnigheden voor ernstige levensdilettanten, moet de toekomst uitwijzen.
Ik hoop het, doch meen het te moeten betwijfelen.’
-
eind3
- In het rooms-katholieke dagblad De Maasbode van donderdag
10 januari (Av.) verscheen een recensie van de eerste aflevering van De Witte Mier waarin
o.a. het volgende geschreven werd: ‘[...] Het spreekt vanzelf, dat wij, katholieken, voor
dergelijke voorlichting andere eischen moeten stellen dan waaraan De Witte Mier denkt te
voldoen. Al worden onder de medewerkers enkele katholieken genoemd (L.J.M. Feber en Bernard
Verhoeven), daarmee is natuurlijk allerminst vast komen te staan dat de “rustige,
beminnelijke en veelzijdige voorlichting” die het tijdschrift belooft, katholieken zal
bevredigen. Het leeuwendeel der medewerkers zal schrijven in vrijzinnigen geest.’
-
eind4
- In de rubriek ‘Uit de Tijdschriften’ van de Nieuwe Rotterdamsche
Courant van zaterdag 12 januari (Av. a) verscheen een kritiek op de Witte
Mier die als volgt begon: ‘De Witte Mier. Zoo heette een tijdschriftje vóór den oorlog. 't Is
bij de h.h. Boosten en Stols te Maastricht herleefd: een “maandschrift voor de vrienden van
boek en prent onder leiding van J. Greshoff”. 't Zal 10 maal in de 12 maanden verschijnen. De
inleiding heeft den vorm van een dialoog.’
-
eind6
- Volgend op het in memoriam van H.J. Stratemeijer door Greshoff in De Witte
Mier 1 (1924) 2 (15 februari), p. 86-87 werden reacties op Stratemeijers overlijden uit De
Avondpost, het Algemeen Handelsblad, Het Vaderland, en de Arnhemsche Courant weergegeven (p.
87-89).
-
eind7
- Jaargang 1924 van
De Witte Mier telde 489 pagina's, dus 12 ¾ vel.
-
eind8
- Welke aantekeningen voor aflevering 2 van De Witte Mier waren bedoeld, is niet
meer na te gaan. Uit het feit dat bijv. de aantekening over het overlijden van Pierre Loti
(zie br.74 n.3) weggevallen is, moet afgeleid worden dat niet alle gezonden aantekeningen in
De Witte Mier zijn opgenomen.
-
eind9
- De bibibiofiele uitgever François
Bernouard coördineerde de inzending voor het gedeelte dat aan boeken gewijd was van de Salon
des Indépendants (1925) te Parijs, waarvoor Greshoff gevraagd was de Nederlandse inzending
voor zijn rekening te nemen. (Zie br.71 n.10.)
-
eind10
- Cornelis Anthony Jacobus van Dishoeck (1863-1932) was sinds 1898 als uitgever te
Bussum gevestigd. Hij was onder meer uitgever geweest van het tijdschrift De Arbeid
(1898-1902) en van Vlaanderen (1903-1907). Zijn fonds had een voornamelijk literair karakter.
Tot de auteurs in zijn fonds behoorden P.C. Boutens, P.N. van Eyck, Martinus Nijhoff en A.
Roland Holst, terwijl Van Dishoeck bovendien veel Vlaamse auteurs als Herman Teirlinck,
August Vermeylen en Karel van de Woestijne uitgaf. Behalve Herman Teirlinck verzorgde Jan van
Krimpen een aantal van Van Dishoecks uitgaven. (Zie Marloes van Buuren/Marije de Jong, C.A.J. van Dishoeck, mercator en mecenas. De geschiedenis van uitgeverij Van
Dishoeck, 1898-1931, Amsterdam 1985.) Er is geen correspondentie tussen Van Dishoeck en
Greshoff bewaard over de deelname van Van Dishoeck aan de Salon des Indépendants. (Zie ook
n.13.)
-
eind11
- Er is geen correspondentie tussen Uitgeverij
J.M. Meulenhoff te Amsterdam en Greshoff bewaard over de deelname van Meulenhoff aan de Salon
des Indépendants. (Zie ook n.13.)
-
eind12
- Uitgeversmaatschappij De Hooge Brug te Amsterdam had onder meer van 1918 tot 1920 het
modernistische tijdschrift Het Getij uitgegeven. Directeur van deze uitgeverij was de
hoofdredacteur van De Nieuwe Amsterdammer, Henri Wiessing, die deze uitgeverij in 1914 met
name had opgericht ten behoeve van de uitgave van zijn weekblad. (Zie ook n.13.)
-
eind13
- W.L. & J. Brusse Uitgeversmaatschappij nv was sedert 1903 te Rotterdam gevestigd. De uitgeverij stond onder leiding van
Willem Lucas Brusse (1879-1937) en Johan Christiaan Brusse (1868-1949). Naast literatuur, gaf
Brusse veel boeken over toegepaste kunst uit. Tijdens de Eerste Wereldoorlog had Jan van
Krimpen een aantal bandontwerpen voor Brusse gemaakt, maar het was vooral de vormgeving van
S.H. de Roos die gezichtsbepalend was voor het fonds van Brusse. (Zie Reinold Kuipers, Twee broers, twee pioniers, in cat. tent. Uitgeverij W.L.
& J. Brusse en haar werk, 's-Gravenhage (Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum)
18 september-15 november 1980.)
Er is in Greshoffs correspondentie met Brusse een op 12
januari gedateerd rondschrijven aan een aantal uitgevers bewaard gebleven, waarin Greshoff
schreef: ‘Mijn vriend Bernouard vraagt mij mij te belasten met de Nederlandsche inzendingen
op de “Indépendants” Hij meldt mij tevens dat hij U reeds direct een uitnoodiging zond. Naar
mijn meenig is het alleen mogelijk om een goede Nederlandsche sectie te verkrijgen indien de
Nederl. uitgevers zich onderling verstaan en een keurcollectie en bloc naar
Parijs zenden. Dit is bovendien besparing en geeft eenige meerdere waarborg voor goede
expositie en zorgvuldige behandeling der boeken. Ik zou willen dat de collectie werd
verzonden aan een Parijsch vertrouwensman, welke dan voor goede terugzending kan zorgen. Ik
denk bijv. aan een uitgever Claude Aveline [...] die ik persoonlijk als een accuraat en
betrouwbaar man ken. Wanneer er niet op deze wijze een combinatie gevormd wordt, gevoelt
“Palladium” persoonlijk niets voor deze expositie.’ Na Brusses antwoord schreef Greshoff
hen op 16 januari: ‘Ik ben U zeer dankbaar voor Uw brief. Maar van verschillende uitgevers
ontving ik bericht dat zij reeds ingezonden hadden. Van een combinatie kan dus moeilijk meer
sprake zijn! Ik begrijp mij overigens niet dat men zoo in den blinde weg maar kostbare boeken
naar het buitenland zend, zonder éenige waarborg voor goede behandeling èn goede expositie!
Wanneer Palladium en Trajectum ad Mosam nu inzenden zouden, dan doen zij dat alléén door
middel van een vertrouwensman in Parijs, die persoonlijk zorg draagt voor
de boeken en zorgt voor een goede en smakelijke uitstalling. Zoo als het nu gaat lijkt het
naar niets en van een eenigszins representatief geheel kan geen sprake
zijn.’
-
eind14
- J.F. van Royen had na de opheffing van De
Zilverdistel in 1919 De Kunera Pers opgericht, van welke pers in september 1923 de eerste
uitgave was aangekondigd. Dit boek, J.H. Leopolds bundel
Oostersch
, was begin januari 1924 verschenen, maar was door Leopold
al in 1920 aan Van Royen ter publikatie in de reeks De Zilverdistel aangeboden. (Zie J.H.
Leopold, Gedichten 1. De tijdens het leven van de dichter gepubliceerde
poëzie (ed. A.L. Sötemann en H.T.M. van Vliet), dl.2, Amsterdam 1983, p. 210-223.) (Zie
ook n.13.)
-
eind15
- Het is niet bekend of danwel welke publikaties
Palladium voor de Salon des Indépendants heeft ingezonden. (Zie br.71 n.10.)
-
eind16
- Het is niet
bekend of danwel welke publikaties Stols voor de Salon des Indépendants heeft ingezonden.
(Zie br.71 n.10.)
-
eind17
- Claude Aveline, De dood van
Steinlen.
-
eind18
- Hoelang het bezoek van J.C. Bloem duurde, is
niet achterhaald.
-
eind19
- Lucien
Dubechs artikel Boeken zou pas in 1925 in De Witte Mier worden gepubliceerd
(zie br.53 n.7 en br.57 n.6); bij die gelegenheid werd geen bibliografie van zijn werk
opgenomen.
-
eind20
- Mogelijk is bedoeld de schilder
Albert Carel Willink (1900-1983) die kort tevoren uit Duitsland in Nederland was teruggekeerd
en die meewerkte aan het avantgardistische tijdschrift Het Overzicht.
-
eind21
- Uit een bewaard gebleven contract tussen Arthur van Schendel en Boosten & Stols betreffende
Angiolino en de lente
van 1 juli 1925 is bekend dat Van Schendel voor de tweede druk een
royaltie-percentage van 10% zou ontvangen, voor de derde druk een percentage van 15% en voor
eventuele volgende drukken een percentage van 20%; de overeengekomen oplage van elke druk
bedroeg 1000 exemplaren.
Gegevens over het royaltie-percentage van Karel van de Woestijne zijn niet achterhaald.
-
eind22
- Het is niet duidelijk op welke mogelijke uitgave van Maurice Barrès (1862-1923) Greshoff
doelde.
-
eind23
- De boekhandel annex uitgeverij van Claude Aveline
was in de rue du Départ te Parijs gevestigd.
In zijn brieven aan Greshoff is niets terug
te vinden over een uitgave van Maurice Barrès. Claude Aveline zou van november 1924 tot
november 1926 Stols' fonds te Parijs vertegenwoordigen. Op 17 november 1924 zou Aveline Stols
schrijven: ‘C'est avec grand plaisir que je travaillerais avec vous. Dans quelles conditions
pourrions nous le faire? Je crois que le meilleur moyen serait que je sois à Paris le
dépositaire de certaines de vos éditions susceptibles d'interesser les bibliophiles français.
[...] Il ne m'est pas possible, malheureusement, de vous proposer une participation aux frais
d'établissement de ces ouvrages: toutes mes disponibilités sont engagées dans mes propres
éditions. Voyez ce que nous pourrions faire - je crois que la forme du dépôt général et la
meuilleure.’ In november 1926 deed Aveline de exploitatie van zijn eigen fonds over aan de
boekhandel André Delpeuch, gevestigd in de rue de Babylone te Parijs.
-
eind24
- Le Divan was de boekhandel/uitgeverij die Henri Martineau in de
rue Bonaparte te Parijs dreef.
-
eind25
- Greshoff doelde op Frans
Erens' Litteraire overwegingen, dat in augustus als deel 7 in de door hem
geredigeerde reeks De Schatkamer bij Boosten & Stols zou verschijnen. In deze bundel
werden opstellen opgenomen over Honoré de Balzac, Maurice Barrès, F. Dostojewski, Gustave
Flaubert, Gérard de Nerval e.a. Het is mogelijk dat Erens in deze bundel ook een artikel over
Jeanne Henriette Reine Kloos-Reyneke van Stuwe (1874-1951) had willen opnemen. Dat is echter
niet gebeurd.
-
eind26
- Bedoeld is waarschijnlijk de
in 1938 onder de titel Vervlogen jaren bij het Thijmfonds te Den Haag
verschenen mémoires van Frans Erens. In De Nieuwe Gids van september 1928 zou Erens zijn Parijsche heugenissen publiceren, in september 1929 zou Erens in het
tijdschrift Nu onder de titel Eigen historie deze mémoires voortzetten; de
publikatie kreeg eerst in 1930 in het dagblad De Tijd een vervolg, en daarna in 1931 onder de
titel Vervlogen jaren in het dagblad De Maasbode.
-
eind27
- Tussen Greshoff en Frans
Erens, noch tussen Stols en Erens is correspondentie bewaard gebleven over Erens' Vervlogen jaren of anderszins over de publikatie van diens
herinneringen.
-
eind28
- In het najaar van 1917 was bij de
Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur te Amsterdam een door Frans Erens in hedendaagse
taal overgebrachte uitgave van
Het sieraad der geestelijke bruiloft
door Johannes Ruusbroec (1293-1381) verschenen. Het is
mogelijk dat Stols overwoog van deze vertaling een tweede druk uit te geven. (Zie ook n.29 en
n.30.)
-
eind29
- Frans Erens'
vertaling van Aurelius' Augustinus Belijdenissen in xiii
boeken was in 1903 bij S.L. van Looy te Amsterdam gepubliceerd, met versieringen door
P.H. van Moerkerken. De derde druk van deze vertaling was in 1919 verschenen. Omstreeks juli
1924 zou bij dezelfde uitgever een vierde druk van Erens' vertaling verschijnen.
-
eind30
- Frans Erens' vertaling van
De navolging Christi
door Thomas à Kempis was in 1907 bij S.L. van Looy te
Amsterdam verschenen. Het boek was gedrukt door Ipenbuur & Van Seldam te Amsterdam.
De tweede druk van deze vertaling was in 1919 verschenen.
-
eind31
- De band van Frans Erens' vertaling
van Aurelius' Augustinus Belijdenissen in xiii boeken
was ontworpen door P.H. van Moerkerken. (Zie Fons van der Linden, In linnen
gebonden. Nederlandse uitgeversbanden van 1840 tot 1940, Veenendaal 1987, p. 139,
nr.178.)
De ontwerper van de band van Erens' vertaling van De navolging
Christi door Thomas à Kempis is niet bekend.
-
eind32
- Mogelijk doelde
Greshoff hier op de voorgenomen uitgave van de Sonnets van Louïze Labé, die
in januari als deel 6 in de reeks Trajectum ad Mosam door Stols zou worden uitgegeven. Het
boek werd in een oplage van 150 exemplaren door Boosten & Stols gedrukt en was
verlucht met een door Charles Eyck getekend portret.
-
eind33
- In april zou
een vertaling door Pieter Cornelis Boutens (1870-1943) van De sonnetten van
Louïze Labé door Stols als deel 7 in de reeks Trajectum ad Mosam worden uitgegeven.
Deze tweetalige editie zou in een oplage van 215 exemplaren worden gedrukt door Boosten
& Stols en werd evenals de oorspronkelijke editie (zie n.32) verlucht met een portret
door Charles Eyck.
-
eind34
- In de februari-aflevering van De Witte Mier zou de tweede aflevering van
Jan de Vries' Toevallige ontmoetingen in de literatuur worden opgenomen.
(Zie br.71 n.6.)
-
eind35
- Bedoeld is Curiositeiten. (Zie br.70 n.3.)
-
eind36
- Het op 1 februari
gedateerde nummer 2 van Boosten & Stols' Correspondentie met den Nederlandschen
Boekhandel zou op 8 februari verschijnen. In deze aflevering werd aandacht besteed aan De
Witte Mier en aan de in de reeks De Schatkamer te verschijnen boeken van Jan de Vries,
Greshoff en L.J.M. Feber. Gedurende 1924 werd in bijna elke aflevering van De Witte Mier aan
elk deel uit de reeks De Schatkamer een paginagrote advertentie gewijd.
-
eind37
- Nummer 3 van Boosten & Stols' Correspondentie met
den Nederlandschen Boekhandel is gedateerd 15 februari, maar zou verschijnen op 26 februari.
Deze aflevering is bijna geheel gewijd aan De Witte Mier. Op de laatste pagina wordt een
overzicht gegeven van de delen die voor de reeks De Schatkamer in voorbereiding zijn.
-
eind38
- Zie Bijlage ii voor een overzicht van de in de reeks De Schatkamer
gepubliceerde delen.
|