Ik leef en wil en weet en adem U
als water drink ik U; ik ga en sta in U
en roep ik, Heer dan roep ik U alleen
want buiten U kan er niet een:
En met mijn handen zegent God de wereld
En God beloopt de straten in mijn voeten
en alle steden, alle dalen, alle bergen
en God verzamelt allen in mijn hart;
Herboren ben ik en gelouterd,
doorwasemd van Uw adem, God,
gebalsemd tot in 't merg van mijne beenderen:
ik ben een rijpe appel in Uw hand
voor àl mijn broederkens, Uw schepsels,
een fijne vrucht in Uwe lieve hand -
Gij zijt de zoetheid van mijn vleesch,
mijn wangen zijn gebloemd met eeuwig leven!
- Leef, leef in mij, o lieve, lieve God
Uit: ‘De bloeiende Wijnstok’.
Uitg. Mij. Dante Alighieri, Castricum.