lezer een poëzie is, welke hem past; een poëzie, die uitspreekt wat hem nà aan het hart ligt op een toon, welke aan zijn spreektoon verwant is.
Zulk een verwantschap gevoelt men spoedig, na de lezing van slechts enkele strophen. Zij die tot A. Roland Holst gezind zijn, behoeven, om zich daarvan bewust te worden, zijn gansche oeuvre niet te bestudeeren. En zij die zich niet met Slauerhoff verstaan kunnen, bemerken dat aan de eerste regels welke zij van hem onder de oogen krijgen. Wanneer zij dan, door rechtvaardigheidszin of de noodzakelijkheden van litteraire studie gedreven, het verzamelde werk van den schrijver consulteeren, dan is het mogelijk dat zij komen tot een vollediger en een behoorlijk gemotiveerd oordeel, maar slechts zelden groeit hierdoor hun gevoel van gelijkgezindheid met den dichter. Onervaren lezers hebben dit met fanatieke litteratuurverslinders gemeen, dat zij beide, bijna onfeilbaar, intuïtief bij het éérste contact met een dichtwerk gevoelen of ‘het iets voor hen is.’ De vonk springt dadelijk of hij springt niet over. De liefde voor een schrijver, voor een dichter vooral, is bijna altijd liefde op het eerste gezicht.
Wat ik hier zeg geldt voor onbevooroordeelde, eerlijke lezers, voor hen die alleen afgaan op hun eigen reacties. Zij die op commando met een dichter dwepen, omdat hij in de mode is, kunnen buiten beschouwing blijven, want dit boekje is alleen gemaakt voor oprechte belangstellenden, die volkomen disponibel zijn en van goeden wil. De gebruiksaanwijzing is deze: neem, telkens wanneer gij, moede van de dagelijksheid, verlangt naar levensverheffing, deze collectie ter hand, blader er in tot gij werkelijk getroffen wordt door een accent dat het vermogen heeft om door te dringen tot de verborgenheid van uw wezen. Onthoudt den naam van den dichter der verzen, waarin gij uw waarheid hebt herkend, en treedt zoo spoedig mogelijk in inniger verbinding met zijn werk.
De verzamelaar wil niet anders doen dan lezer en schrijver aan elkander voorstellen. Wanneer er, bij de eerste woorden,