willekeurig ogenblik van bewust, dat zij door vraagstukken belegerd worden. De mens werd immer door vraagstukken belaagd. Maar nooit tevoren achtten Jan en Alleman zich verplicht deze, één voor één of alle tegelijk, op te lossen. Integendeel. Zij lieten zonder gewetenswroeging de vraagstukken vraagstukken blijven. Nu echter wordt onze hemel verduisterd, onze dronk vertroebeld, ons bestaan vergald door de vraagstukken die ons langzaam maar zeker in hun macht hebben gekregen. Wie een dagblad ter hand neemt, bemerkt met één oogopslag dat het gevuld is met mededelingen en beschouwingen betreffende problemen. Binnenlandse en buitenlandse, politieke en economische. Die van het verre, die van het nabije Oosten, die van Groen-en van Vuurland, die van verleden, heden en toekomst.
Wij maken ons (daartoe opgewekt door onze geestelijke leiders) bezorgd over probleemkinderen en probleemouders, over probleempredikanten en probleempolitieagenten. De arbeid is een probleem, het spel is een probleem. Wij hebben woonproblemen, reisproblemen, thuisproblemen, schaakproblemen, taakproblemen, laakproblemen, haak- (en brei)problemen, waakproblemen, slaapproblemen. Geen rechtgeaard schilder van-zijn tijd waagt het argeloos een bokking op een tinnen bord te schilderen. Hij schildert problemen. De dichter, die met zijn benen stevig in het nú staat, dicht problemen. Geen lezer leent meer het oor aan wie natuurlijk en vrijmoedig vertelt omdat hij dat gaarne doet en iets te vertellen heeft. De lezer wil problemen voor zijn geld.
En zo ben ik tot de slotsom gekomen dat men in het algemeen, ik in het bijzonder, deze overstelpende denkdrukte alleen overleven kan door op gezette tijden en liefst zo dikmaals er zich een gelegenheid voordoet, onder te duiken in een stille, eerlijke, rustige botheid. Ook de allerverstandigste mens heeft daar zijn deel van. Hij toont zijn onvolwassenheid als hij zich daar voor schaamt. Integendeel. Hij moet zijn ingeschapen domheid vertroetelen, opkweken en er, omderwille van zijn geestelijke gezondheid, op de juiste wijze gebruik van maken. Al deze opvallend en nadrukkelijk intelligente redekavelaars doen mij denken,