Op den adder.
ONder de Slangen is de Adder de vergiftigste wel van allen: daarom brengd Gods woord dezelve veel maalen Zinnebeeldig over op den boozen staat des Menschen, gy Adderen gebroedzels, hoe kond gy goede dingen spreeken, daar gy boos zyt. Math.12.v.34. hoe doodelijk vergiftig de Adderen zijn, blijkt in het geval van Paulus op het Eyland Milete, als hy, na ontkomene schipbreuk hout op het Vuur wilde werpen, waar uyt een Adder te voorschijn kwam, en hem by zijn hand vatte; dies de Barbare, zijn Dood verwagtende, zeiden deeze is gewisselijk een Doodslager, welke de wraake Gods niet laat Leeven, daar hy uyt Zee ontkomen is; dog als hy dezelve maar afschudde zonder beschadigd te worden, meenden zy dat hy een God was. Actor.28. met Regte worden de Menschen by Adderen vergeleeken, zeedert die oude Adder-slang onzer aller Moeder Eva, zo arglistig, heeft bedroogen en vergiftigd: want wat is 'er vergiftiger dan 's Menschen Herte? Arglistig is het Herte, meer dan eenig ding, Ja! doodlijk is het, wie zal het kennen. Jer.17.v.9. dies ook onze Zaligmaaker zegd gy Slangen, gy Adderen gebroedzels, hoe zoud gy de helsche Verdoemenis on[t]vlieden? Math.23.v.33. dog niemand waane, dat deeze be[n]aaminge alleen op de Godlooze past. ô Neen! de algemeene Verdorventheid is doorstaande, daarom Joannis de Dooper die geene, die uyt Godvrugtigheid tot zijn Doop kwaamen, met deeze naam meede begroet[;] laaten wy zijne bestraffinge, ende Lesse, ons vry aanmaatigen; Gy Adderen gebroedzels, wie heeft u aangeweezen te vlieden van den toekomende Toorn? brengd dan vrugten voort, der bekeeringe weerdig. Math.3.v.7.
'T is d'Adder van het Aards belang,
Die ons steeds byt, in doen, en gang;
Dog 't waar Geloof schud van de hand,
Dees Adder, door Gods Liefde-brand.