Sonnetten(1934)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] III. Ik zie U flauw. Gij zijt nog te ver af. Want het trotsche strijdend Proletariaat Is nog te zwak, dat het den Toekomststaat Reeds oprichten kan, en daardoor U gaf Nabij mijn blikken. En ik zink in 't graf, Voordat ik scherp genoeg Uw schoon gelaat En 't Uw lichaam omgevend wit gewaad Aanschouwd heb, dat zalig geluk verschaff'. Een andre, hoogre, diepre, betre, sterkre, Niet opgesloten in verdoemde kerkren, Zal U bezingen in een wereldlied, Waarnaar de gelukzaalge Menschheid hief de Oogen, licht stralend van één wereldliefde - Wat nood? Haar liefelijk gelaat, ik zie 't. Vorige Volgende