De school der poëzie(1897)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 56] [p. 56] [Zachtlichte lentenen] Zachtlichte lentenen mogen nu wentelen aanwentelen, hooglichte luchten wolkenlichtluchten, de lentenen. Groote lenten met zonlichtbloesems in fonkellichte vèr vallende blouses waar hoofden zacht in liggen donzig en ver als wolkenen, de grijze stil-sneeuwige, die in wintermiddagen liggen. Dàn oogen lichtgrijzig spelen, open, waarin de vele doorschijnlicht gedachten vervelen zich - den ganschen goudgelen lichtlichten lentenadag - terwijl de winden verspelen heel ver vèrre windkrakeelen zoetzomerig in een lach. Vorige Volgende