Verzamelde werken. Deel 8. Laatste gedichten
(1952)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend
[pagina 279]
| |
[pagina 281]
| |
Verantwoording van de uitgaveOfschoon het ongepubliceerde deel van de nalatenschap grotendeels een karakter van schetsmatigheid bezit, leek het mij gewenst het belangrijkste ervan thans als bijlage te publiceren. Van de eerste drie, blijkens het handschrift bijeenbehorende gedichten, is de tijd van ontstaan onzeker; ze kunnen niet eerder gemaakt zijn dan 1910, niet later dan 1920. De drie daarop volgende sonnetten, als ook de beide Nachtliedjes, waaraan een afzonderlijk neergeschreven versregel als derde is toegevoegd, dateren uit 1924-1925. Van het epische werk waarmee Gorter zich in 1926-1927 bezig hield en dat het grote thema van ‘Pan’ zou hervatten maar zonder de symboliek, bestaan slechts enkele fragmenten. De onvoltooid gebleven reeks Liederen is bedoeld geweest als een Voorzang; de vijf min of meer uitgewerkte verbeeldingen behoren waarschijnlijk alle tot de eerste zang, hoewel dit van het vijfde fragment onzeker is. Aangezien Gorter aan zijn laatste werk een bijzonder belang hechtte, is het niet nodig hiervoor de bepaling te doen gelden, dat er geen toestemming kan worden verleend tot voordracht of tot het opnemen in een bloemlezing.
Jenne Clinge Doorenbos. | |
[pagina 282]
| |
Verantwoording van de inhoudDe drie werken, in dit achtste deel samengevat als Herman Gorters Laatste gedichten, dagtekenen uit verschillende tijden. ‘In Memoriam’ ontstond in 1917 en zou dus chronologisch ongeveer geplaatst moeten worden tussen de tweede en de derde bundel ‘Liedjes’, in het zesde deel; een privé-druk in slechts enkele exemplaren kwam tot stand in 1925; de eerste publieke uitgave is van 1928. ‘De Arbeidersraad’ is in 1925 geschreven en werd nog datzelfde jaar in enkele exemplaren gedrukt; de eerste publieke uitgave is van 1931. Vooral tengevolge van enige typografische inconsequenties is de bouw van dit werk als verzencyclus in de oorspronkelijke uitgave weinig duidelijk, mede doordat een algemeen overzicht ontbreekt. Bovendien is op blz. 32 aldaar een klein, door de afzonderlijke titel ‘Natuur en Maatschappij’ voorafgegaan schema geplaatst, dat slechts één deel van de cyclus omvat, en voorts door zijn plaatsing de samenhang der verzen stoort. Wij hebben daarom gemeend goed te doen met dit kleine schema te schrappen en een overzicht van de gehéle indeling op te nemen in de Inhoudsopgave. Uiteraard is ook de typografie met deze indeling in overeenstemming gebracht. De gedichten, thans te vinden op de blz. 59, 60, 61 en 80, zijn in de eerste uitgave met kleine letter gedrukt. De ‘Sonnetten’, ontstaan tussen 30 Juni en 13 September 1927, dus zeer kort voor Gorters dood, werden als laatste der voltooide bundels in 1934 gedrukt. De volgorde is slechts ten dele door de dichter zelf vastgesteld. Het ‘Nagelaten Werk’, thans voor het eerst gepubliceerd, is afgedrukt overeenkomstig de authentieke handschriften, die overigens wel allerminst in persklare staat verkeren. Het uitzoeken van de beste fragmenten, het onvermijdelijk kiezen uit de zeer vele varianten en tenslotte het aanvullen van de schaarse interpunctie, is door de ondergetekende, in overleg met Mejuffrouw Clinge Doorenbos, verricht. Zowel het derde als het vijfde der opgenomen fragmenten | |
[pagina 283]
| |
is in de hier afgedrukte vorm uit enkele afzonderlijke gedeelten samengevoegd. Het portret, opgenomen na het titelblad van dit achtste deel, is gefotografeerd naar een tekening van Mevrouw M.I.A. van Blaaderen-Hoogendijk.
G. Stuiveling. |
|