Verzamelde werken. Deel 8. Laatste gedichten(1952)–Herman Gorter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 194] [p. 194] XXX En deze ziel, dat licht rondom een licht, Deze Liefde, één licht om een kristal, Dat licht is binnen en buiten zijn wal, Dat licht straalt ongebroke' om háár gezicht En om háár gestalt, die staat opgericht, In de Toekomst, in 't wondere Heelal, Dat één is, in is, was en wezen zal, - Een het Heelal geheel verlichtend Licht. O ziet haar staan met ongemeten Liefde Verlichtende de Menschheid en Natuur, En zich zelve, Liefde verlichtend Liefde. O doet het komen, 't ongemeten Licht, De ziel der Menschheid, dat wit brandend vuur, Verlichtend zich zelve met Licht - met Liefde. Vorige Volgende