van b.v. het lezen van brieven, dat we de schrijver niet kunnen of niet willen vragen wat hij met het geheel of met een bepaalde passage bedoelt. Niet kunnen: we weten dat hij niet antwoordt, hij is misschien dood. Niet willen: de literaire conventie houdt nu eenmaal in dat bedoelingen alleen gelden als ze zijn uitgedrukt; en juist de schrijver kan moeilijk onderscheiden tussen wat hij meende te bedoelen en wat er 'staat'.
Het is niet verkeerd om 'bedoelingen' bij het lezen te betrekken, zoals zo vaak gezegd wordt. Het is wel verkeerd om zich met onuitgedrukte bedoelingen te gaan bezighouden of om onbewuste bedoelingen - een moeilijk, maar onvermijdelijk begrip - over het hoofd te zien.
Eeuwenlang theologisch en juridisch gegoochel met interpretaties heeft het eenvoudige verstaan van bedoelingen, dat de lezerstaak is, verduisterd. Misschien moet men enig besef hebben van de grenzenloosheid van het geknoei met teksten, die de zin moeten doen van de uitleggers, de schriftgeleerden, de talmoedisten, de scholastici, de jurisprudentie-bakkers, voordat men kan weten hoe het niet moet, als men met literatuur te maken heeft.
Wie een wat duistere mededeling voor ogen krijgt, moet zich niet afvragen: 'wat kan ik dat laten betekenen?', maar: 'wat bedoelt de schrijver daarmee?' Duurt de duisternis voort, dan moet dat of aan de lezer liggen die het vermogen mist om bedoelingen te begrijpen of aan de schrijver die zich niet helder kan (of wil) uitdrukken. Het is waar dat de literaire uitdrukkingswijze vaak minder eenvoudig is dan de zakelijke mededeling, maar dat komt niet doordat bedoelingen 'polyinterpretabel' zijn (dan zijn het geen bedoelingen meer), maar doordat de verstrekte informatie nu eenmaal subtieler, genuanceerder is dan de ingewikkeldste verzekeringspolis.
Heel wat beoefenaars van de literatuurwetenschap menen dat zij hun wetenschap het beste dienen als zij het onhandelbare object ervan vervangen door iets anders: door een literaire grammatica bijvoorbeeld of, wat meer mogelijkheden biedt, door een sociaal-historisch, politiek-economisch schema. Dat de literatuur een maatschappelijk verschijnsel is, wat ik beaam, wordt door sommige onderzoekers opgevat als een uitnodiging om literaire