Voorwoord
Het zou werkelijk een merkwaardig boek zijn als men zien kon hoeveel hij (Vincent) gedacht heeft en hoe hij zichzelf gelijk is gebleven.
Brief van Theo aan zijn moeder. 8 September 1890.
Toen ik in April 1889 als Theo's jonge vrouw ons appartement in de Cité Pigalle te Parijs betrad, vond ik onder in een klein bureau een lade vol brieven van Vincent, en week aan week zag ik daarna de weldra zoo bekende gele enveloppes met het karakteristieke schrift den inhoud der lade vergrooten.
Na Vincent's dood sprak Theo er met mij over dat iets van die brieven bekend moest worden gemaakt, maar de dood nam hem weg, eer hij ook maar een begin van uitvoering aan dit plan had kunnen geven.
Bijna vier en twintig jaar zijn sedert dien verloopen.
Veel tijd is noodig geweest om de brieven te ontcijferen en te rangschikken, wat des te moeilijker viel daar meestal de datums ontbraken - maar er was een andere reden, die mij weerhield ze eerder bekend te maken. Het zou een onbillijkheid zijn geweest jegens den doode, belangstelling te wekken voor zijn persoon, eer het werk waaraan hij zijn leven gaf, erkend werd en gewaardeerd zooals het verdiende. Vele jaren zijn verloopen eer Vincent als schilder erkend is; thans kan men hem als mensch leeren kennen en begrijpen.
Mogen de brieven met piëteit gelezen worden.
Amsterdam, Januari 1914.
J. van Gogh-Bonger.