Het gezadelde paard
(1887)–Reinoudina de Goeje– Auteursrecht onbekend
[pagina 1]
| |
[pagina 2]
| |
De kleine ganzenhoedster Line
Was nog maar acht jaar oud,
Toch werden er wel vijftig ganzen
Aan haar alleen vertrouwd.
Zij stapte reeds te zeven ure
Op bloote voetjes voort,
En telde daadlijk dan haar kudde,
Ze voegend soort bij soort.
‘De grootsten hier,’ beval zij deftig
En schikte ze aan den kant,
‘De kleinen daar, en dan de liefsten,
Vlak bij mijn rechterhand.’
En had zij zoo haar troep gemonsterd,
En vond zij alles wel,
Dan speelde zij met hen een sprookje,
Het liefst van Ezelsvel.
Zij was dan zelve ganzenhoedster,
Maar ach! de schoone fee,
Die haar tot een prinsesje maakte,
Die speelde nimmer mee.
|
|