het hout besloten leght, ende dese Wormen tot haer voedtsel gebruyken. Hare voorste becken moeten noodtsakelijck niet alleen wat hart, maer insonderheyt seer scherp, subtijl ende dun zijn, datse tot het binnenste van het hout konnen doordringen, ende het selfde tot stof vermalen, gelijck men allesins van dese ende andere Hout-wormen ghewaer wordt.
Een van dese Wormen heeft sich by my tot veranderinghe ghevoeght op den derthienden November 1663. ende den sesden Aprilis 1664. isser dit roode Dier van voor-gekomen, dat in het onderste van dese Plate vertoont wort. Ik heb het in 't leven behouden met wat suycker te geven tot den vijfden dagh van Meye.