| |
| |
| |
Het Surinaams Javaans
Lila Gobardhan-Rambocus
Johan Sarmo
Inleiding
Dit is het laatste artikel waarbij de talen van immigranten centraal staan. Het betreft evenals de andere twee artikelen een sociolinguïstische benadering. Sociolinguïstiek is een deelgebied van de linguïstiek, de algemene taalkunde, en bestudeert taal en taalgebruik in het kader van maatschappij en cultuur. In dit geval geven we eerst aan wat we onder Surinaams Javaans (sj) verstaan en daarna willen we nagaan hoe het zich ontwikkeld heeft sinds de eerste immigranten uit het toenmalige Nederlands-Indië voet aan wal zetten in Suriname. Hierbij betrekken we ook de emancipatie van het sj en de literaire ontwikkeling in deze taal.
| |
Het Surinaams Javaans
Onder Surinaams Javaans verstaan we het Javaans zoals dat zich in Suriname ontwikkeld heeft. Het is de taal die gesproken wordt door een groot deel van de nakomelingen van de immigranten uit Nederlands-Indië.
De basis van het Surinaams Javaans is het Javaans zoals dat op het eiland Java gesproken wordt. Het behoort tot de Austronesische taalfamilie, die bestaat uit een zeer grote groep verwante talen die zich over een enorm eilandengebied in de Grote en Indische oceaan verspreid hebben. In Indonesië zelf worden meer dan 583 talen of variëteiten gesproken (Indonesia 1992, An official handbook), die voor het grootste deel tot deze taalfamilie behoren.
Vruggink (1985) laat aan de hand van cijfers uit een onderzoek zien dat niet alle immigranten bij hun aankomst in Suriname Ja-
| |
| |
vaans-talig waren. Dit onderzoek werd in 1983 uitgevoerd en uit immigratieregisters van de Burgerlijke Stand te Paramaribo bleek dat de meeste immigranten Javanen waren (90%), daarnaast Soendanezen (5%), en Madoerezen (0.5%); 2.5% was afkomstig uit Batavia (Jakarta). Van deze laatste groep was de etnische herkomst niet aan te geven.
Hieruit blijkt dus dat het Javaans de dominante taal was en dat sprekers van bijv. het Soendanees, Madoerees of Maleis gedwongen werden tijdens hun verblijf Javaans te leren. Waarschijnlijk kenden sommige immigranten Maleis, omdat het de lingua franca was van het gehele Zuidoostaziatische gebied en waren ze dus twee- of meertalig.
Het Javaans heeft een eigen schrift dat naar de eerste vijf tekens hono tjoroko wordt genoemd en is ontwikkeld uit het Pallavaschrift van Zuid-India. Door onder, boven of naast medeklinkers andere tekens aan te brengen, krijgen we klinkers en combinaties van medeklinkers (Cikal nr. 2). Omdat de Javanen erin leerden schrijven, kenden sommige immigranten dit toen ze naar Suriname kwamen.
Vruggink (1985) stelt vast dat de woordstructuur van het sj vrij eenvoudig is, er is een sterke voorkeur voor regelmatige afwisseling van klinkers en medeklinkers. Het sj heeft deze eenvoud met het Sranan gemeen. Leenwoorden die niet aan het algemene patroon beantwoorden, worden aan de Javaanse woordstructuur aangepast. Het Javaans kent geen werkwoordsvervoeging om tijden aan te geven. We kunnen alleen uit de context of uit de situatie opmaken met welke tijd we te maken hebben.
Het sj verschilt enigzins van het Indonesisch Javaans, maar noch op het gebied van de fonologie, noch op dat van de morfologie en syntaxis lijken er belangrijke verschillen te bestaan. Evenals het Indonesisch Javaans kent het sj ook het verschil tussen for-
| |
| |
meel en informeel taalgebruik. Als men zich beleefd wil uitdrukken, gebruikt men heel andere woorden. Het informele Javaans noemt men ngoko, wat letterlijk ngomong kowe: ‘jij zeggen’ betekent (Nederlands tutoyeren). Het formele Javaans, ook wel diep Javaans genoemd, heet basa; dit woord komt van het Sanskriet bhashya, in het Sarnami is het bhasa, wat taal betekent.
Het sj heeft veel leenwoorden uit de talen waarmee het in een diglossierelatie staat, met name het Nederlands, het Sranan, het Sarnami en ook het Bahasa Indonesia. Dit laatste lijkt wel vreemd, omdat het Bahasa Indonesia niet als zodanig in Suriname gesproken wordt. De invloed van de Indonesische ambassade - hoewel niet van harte, want zij propageert liever het Bahasa Indonesia, de officiële taal van haar land, dan het Javaans - reikt echter tot diep in de Surinaams Javaanse gemeenschap. Daarnaast kijken Javaanse Surinamers graag naar Indonesische films.
Als derde in deze opsomming is de invloed van de religie te noemen. Godsdienstleraren uit Indonesië geven in de moskee onderricht in aspecten van de islam en ze hanteren daarbij het Arabisch en het Javaans met veel Bahasa Indonesische woorden.
Tenslotte moeten we in dit rijtje ook het veelvuldig toeristisch verkeer van Suriname naar Indonesië noemen. Tot na 1985 gebeurde dat op een redelijk grote schaal, maar vanwege de schaarste aan reisdeviezen verminderde dat en op den duur zal het een voorrecht blijven voor enkelingen.
Het Indonesisch Javaans heeft veel meer leenwoorden uit het Bahasa Indonesia, wat heel goed te verklaren is, want het staat in een voortdurende diglossierelatie daarmee. Het Bahasa Indonesia is de officiële taal van Indonesie en moedertaalsprekers van het Javaans moeten dit dus als tweede taal leren.
De indruk zou kunnen ontstaan dat de immigranten reeds Nederlands kenden toen ze naar Suriname kwamen en dus ook
| |
| |
Leenwoorden uit het Sranan
|
sj |
Sranan |
Nederlands |
ngabrah |
abra |
oversteken |
ngean dian |
an |
(het licht) aansteken |
bakrah |
bakra |
blanke |
bedi |
bedi |
bed |
blangkeman |
blakaman |
neger |
busi |
busi |
bos |
onti |
onti |
jagen |
pernangsi |
pernasi |
plantage |
Een aardige illustratie is in dit verband het interview dat Silvia Gooswit had met Soeki Irodikromo, een bekende Javaanse schilder. Over zijn studietijd in de batikkunst aan de Akademi Seni Rupa Indonesia zegt hij:
‘Door het feit dat er Javaans gesproken werd, had ik goed contact met de guru (leraren). Ik mocht zelfs lessen verzorgen. Ik voelde me thuis onder de Javanen. Was een van hen. Uiterlijk leek ik op hen, alleen was ik in Suriname geboren en sprak een soort raar Javaans volgens de mensen daar. Ik merkte het zelf niet, maar de mensen daar merkten dat ik soms rare woorden gebruikte. Dat waren de Sranantongo woorden die ongemerkt in mijn taalgebruik waren geslopen. Dan zeiden ze: Soeki, sorry, stop even. Wat betekent dat nou weer? Oh, zei ik dan, dat is een stukje Sranan en dan verbeterde ik het.’ (Gooswit, 1990).
Leenwoorden uit het Nederlands
|
sj |
Nederlands |
amer |
hamer |
anduk |
handdoek (baddoek) |
babrik |
fabriek |
got |
goot |
grendel |
grendel |
kakus |
kakhuis (wc) |
| |
| |
woorden ontleend aan het Nederlands. Hoewel Indonesië toen een Nederlandse kolonie was, kenden de inwoners de taal van de machthebber niet, omdat deze een taalpolitiek voerde, waarbij er sprake was van een selectieve verbreiding van het Nederlands (Kiewik, 1985/Groeneboer 1992). De immigranten die naar Suriname kwamen, behoorden meestal tot de laagste sociale klassen en gezien de koloniale onderwijspolitiek lijkt het waarschijnlijk dat ze hoogstens enkele jaren een dessaschool hadden bezocht, waar geen Nederlands werd onderwezen. Het onderwijsbeleid kenmerkte zich volgens Kiewik zeker tot 1930 door verwaarlozing van het onderwijs voor de massa van de inheemse bevolking en het onderwijs aan vrouwen ontbrak geheel. Wel was er sprake van westers onderwijs voor een groepje geselecteerden. Hiermee wordt bedoeld Nederlandstalig onderwijs op gouvernementsscholen, waar voorname en gegoede inheemsen in beperkte mate gebruik van konden maken, maar daar vielen onze immigranten niet onder.
| |
Ontleningen
In het voorgaande is al aangegeven dat het sj veel woorden ontleent aan de omringende talen. Dit is verklaarbaar, omdat de meeste Javanen, vooral van de jongere generatie, twee- of drietalig zijn. Vaak worden ze tweetalig Javaans/Nederlands of Javaans/Sranan opgevoed. De keuze van de laatste taal in de combinaties heeft te maken met het ontwikkelingsniveau der ouders. Hoe hoger de positie op de maatschappelijke ladder, hoe meer de voorkeur uitgaat naar een taal met een hoge status, i.c. het Nederlands, wat een bekend sociolinguïstisch gegeven is. De leenwoorden worden aan de structuur van het sj aangepast, verjavaanst dus.
| |
| |
kaos |
kous (sok) |
sekaut |
schout (politie-agent) |
Leenwoorden uit het Bahasa Indonesia
|
sj |
Nederlands |
rapat |
vergadering |
lapangan |
veld, terrein, luchthaven |
trimah kasi |
dank u wel |
hébat |
geweldig |
hubungan |
contact |
luar negri |
buitenland |
Dat het sj een levende taal is, blijkt niet alleen uit de ontleningen, waarvan we hierboven wat voorbeelden hebben gegeven, maar ook uit het feit dat Javaanse woorden een andere dan de oorspronkelijke betekenis hebben gekregen en dat er hier ook nieuwvormingen zijn ontstaan. Van beide groepen volgen nu enkele voorbeelden.
Woorden die een andere betekenis hebben gekregen
|
sj/Ind.J |
Ned. betekenis in Sur. |
in Indonesië |
ajar/ngajar |
pakslaag geven |
onderwijzen |
ngarag |
sponzige vrucht |
uitzoeken/schoonmaken |
babu |
oude hindostaanse man |
kindermeid/bediende |
binggel |
stuiver |
armband |
gagak |
aasgier |
kraai |
nduk |
jonge dame |
meisje |
batur |
fundering |
metgezel/knecht |
Deze voorbeelden kunnen we vergelijken met Surinaams Nederlandse woorden, die hier een eigen betekenis hebben gekregen.
| |
| |
Nieuwvormingen
|
sj |
Nederlands |
aratan |
griep |
jaji |
bootgenoot (verg. Sarnami: jahaji) |
besar |
directeur |
blakot |
crimineel |
endang |
geest (Jaran Kepang) |
kimar |
ezel |
pajak |
recreatiezaal |
Ook de toponiemen (plaatsnamen) zijn door moedertaalsprekers van het sj verjavaanst, bijv. Kostansi (Constantia), Mariyomborek (Marienburg), Solo (Zoelen), Larwiki (Laarwijk), Pringborgu (Vredenburg) en Nggedruk (Guadeloupe).
Voor een uitgebreide beschrijving verwijzen we u naar Vruggink (1987).
| |
Spelling
Hoewel tijdens de periode van de autonomie (1954-1975) aanzetten waren gegeven tot bestudering en normering van de moedertalen, wat o.m. geresulteerd heeft in een officiële spellingregeling van het Sranan (1960), de uitgave van een woordenlijst (1961) en een ontwerp van een Geromaniseerde spelling van het Sarnami Hindustani (Adhin, 1964) zijn door hoofdzakelijk financiële en politieke oorzaken andere initiatieven niet van de grond gekomen.
Na de onafhankelijkheid, toen er voor onderzoek t.b.v. het onderwijs uit ontwikkelingshulp gelden beschikbaar waren, startte de overheid in 1977 het project Taal en taalgedrag als functie van de multilinguale Surinaamse samenleving. Door middel hiervan wenste
| |
| |
zij
‘inzicht te verkrijgen in de wijze waarop en in de mate waarin de verschillende talen die in Suriname worden gesproken afzonderlijk of ten gevolge van hun interactie de voor de Surinaamse taalsituatie relevante aspecten van taalgedrag en taalonderwijs beïnvloeden’ (Meerjaren Ontwikkelingsprogramma Suriname, 1976:122).
Onderzoek moest o.a. gedaan worden naar de relatie tussen de moedertaal en de schooltaal, naar grammatica en naar spellingssystemen van de moedertalen met de grootste groepen moedertaalgebruikers, i.c. het Sranan, het Sarnami en het Surinaams Javaans. Helaas werd het project stopgezet, toen Nederland na de Decembermoorden in 1982 de ontwikkelingssamenwerking met Suriname opschortte.
Enkele deelrapporten waren reeds gepubliceerd en voor het sj verschenen, toen dat deelproject - nadat het eerst een tussenstation had gevonden bij de universiteit van Suriname - werd overgenomen door de afdeling Cultuurstudies van het ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling, Javaanse vertellingen uit Suriname. Bij het deelproject taaldescriptie moest het onderzoek naar het sj resulteren in het vervaardigen van een grammatica en een woordenboek. Tijdens dit onderzoek echter kwam er zoveel materiaal te voorschijn dat het niet juist zou daar niets mee te doen. Daar dit niet verloren mocht gaan, besloot Cultuurstudies de al eerder genoemde vertellingen te publiceren.
Volgens planning zal het woordenboek in de loop van 1994 verschijnen. Aan de publikaties m.b.t. het Sranan, het Sarnami en het Surinaams Nederlands wordt door de Surinaamse overheid helaas niet meer gewerkt.
Tijdens het Statuut was reeds een voorlopige spelling voor het Sranan ingesteld (1960) en in 1986 een definitieve; daarnaast kwam er een commissie voor het vaststellen van een spelling voor
| |
| |
het Sarnami en in 1986 één voor het sj en het Karaibs (Kalihna). De bedoeling was dat er ook nog voorstellen gedaan zouden worden voor de spelling van de andere Surinaamse talen, de moedertalen, maar tot op heden is dat niet gebeurd.
De spellingscommissie Jawa Suriname werd ingesteld in maart 1986, het eindverslag in juni aangeboden en op 26 augustus 1986 werd de spelling gepubliceerd in het Staatsblad van de Republiek Suriname en daarmee was deze dus een feit.
Een algemeen uitgangspunt voor het instellen van commissies voor de moedertalen was dat het voor een overzichtelijke taalpolitiek noodzakelijk was de standaardisatie van de Surinaamse talen gefaseerd te doen plaatsvinden. Voor het Surinaams Javaans was opgenomen
‘dat het voor de ontwikkeling van de Javaanse taal in Suriname van belang is, dat van Staatswege een gestandaardiseerde spelling ervan wordt voorgesteld.’ (Eindverslag Spellingscommissie Jawa Suriname).
De commissie is uitgegaan van het fonologisch, het morfologisch en het economisch/praktisch beginsel en heeft gekozen voor een spelling die aansluit bij die van het Sranan, het Sarnami en het Nederlands; dat was immers het streven. Het sj wordt in een taalsituatie gebruikt, waarin ook deze talen gehanteerd worden.
Het is juist dat er een spelling is gekomen voor het sj, want iedereen die deze taal schriftelijk bezigde, gebruikte zijn eigen spelwijze. Wel is het zo dat er nogal wat valt aan te merken op deze spelling, omdat de commissie zich bij de ene spelregel laat leiden door de ene taal en bij de andere regel door de andere Surinaamse taal zonder dat duidelijk te motiveren (Vruggink 1990).
| |
Het Surinaams Javaans: positie en ontwikkeling
Taal is een belangrijk uitdrukkingsmiddel. Zij speelt een rol bij
| |
| |
| |
| |
het regelen van allerlei zaken in het leven van alledag bij alle mensen. Daarnaast fungeert zij ook als bewaarplaats voor cultureel erfgoed, m.a.w. door middel van taal worden waarden, normen en tradities doorgegeven aan de volgende generatie. Deze waarden maken deel uit van onze cultuur. Taal heeft dus een duidelijk culturele functie, want in taal worden culturele waarden bewaard.
Als we kijken naar de plaats en functie van het sj in onze samenleving, dan kunnen we stellen dat deze steeds veranderen en er nu gunstig voor staan. Het hierboven gestelde baseren we niet alleen op eigen waarneming, maar ook op die van anderen. De Duitse antropologe Gabriele Gold constateerde in 1967 na onderzoek dat de Javaanse taal verloren ging, omdat er geen les in gegeven werd, terwijl andere onderzoekers niet zo somber waren. In de jaren vijftig merkte De Waal Malefijt - die onderzoek deed onder de Javanen - op dat de beleefdheidsvorm van het Javaans, het krama of basa, door de jeugd niet meer werd gebruikt of verstaan. Twintig jaar later echter constateerde zij een opleving; toen beheersten meer jongeren dan vroeger de beleefdheidstaal. De autoriteit op dit gebied Hein Vruggink constateerde volgens Hoefte in 1984 dat het Surinaams Javaans zich als omgangstaal redelijk heeft kunnen handhaven, hoewel jongeren steeds meer Sranantongo en vooral Nederlands spreken. Als schrijftaal wordt het Surinaams Javaans nog maar zelden gebruikt. Pas in het laatste decennium is de notie dat de nationale talen van Suriname een grote culturele waarde hebben iets algemener geworden (Hoefte, 1990).
Tegenwoordig speelt het Surinaams Javaans een belangrijker wordende rol in de Surinaams Javaanse gemeenschap. Naast het feit dat het steeds meer thuistaal wordt, neemt ook het gebruik in sferen buiten de opvoeding toe. Contacten tussen ouderen en jongeren onderling worden als zinvoller ervaren als het sj ge-
| |
| |
bruikt wordt; een uitnodiging aan een oudere voor een bezoek of een festiviteit bijv. sorteert dan ook meer effect. Het wordt meer gewaardeerd wanneer bij het contact tussen ouders en aangetrouwde kinderen de keuze valt op het sj als gehanteerde taal.
De houding tegenover de moedertaal, de taalattitude, is gedurende een aantal jaren zeer negatief geweest. Vandaar dus dat De Waal Malefijt in het hierboven vermelde gedeelte constateerde dat in de jaren vijftig de jeugd de taal (het basa) niet kende, maar twintig jaar later stelde ze een opleving vast. Ook dat klopt met onze eigen waarneming. De negatieve houding ten opzichte van het sj veranderde aan het eind van de zestiger, begin jaren zeventig toen een groep Javaanse intellectuelen het voortouw nam. Zij meende dat het gebruik van het sj haar identiteit als groep bevestigde en ze stimuleerde het gebruik ervan. Ook al was de taalhantering niet optimaal, toch moest voor het onderling contact het sj gebruikt worden, meende zij. Haar activiteit resulteerde in de oprichting van een vereniging die o.a. tot doel had het behoud van de Javaanse taal en cultuur, pps (Pergerakan Permuda Suriname, Vooruitstrevende Surinaamse Jongeren) genaamd. We zouden de pps de vereniging kunnen noemen die de emancipatie van het sj op gang heeft gebracht. Onder taalemancipatie verstaan we de acties die groepen of individuen ondernemen om minder gewaardeerde talen uit die achtergestelde posities te halen.
Als aanzetten tot de emancipatie van het sj kunnen we de publikatie (1982-1984) van het tijdschrift Cikal en in 1987 van Riwayat beschouwen. Van Cikal kwamen er in totaal vier nummers uit en dit tijdschrift stelde zich o.a. ten doel het lezen en het schrijven van het sj te stimuleren en het publiek bekend te maken met de spelling ervan. Daarnaast wenste het kennis van en waardering voor de Javaanse cultuur te vergroten, vooral bij de jonge generatie. Door zijn activiteiten wilde Cikal ook een bijdrage leve-
| |
| |
ren aan de Surinaamse cultuur. De meeste artikelen waren in het sj gesteld en achterin werden woordenlijsten opgenomen.
Riwayat verscheen jammergenoeg maar twee keer en richtte zich voornamelijk op de historie en de cultuur van de Javaanse immigranten en hun nakomelingen. Het tijdschrift wilde deze vastleggen en toegankelijk maken voor een zo breed mogelijk publiek. De meest gehanteerde taal was daarom het Nederlands.
Helaas hebben we na deze pogingen geen publikaties meer gehad, die het schriftelijk gebruik van het sj stimuleerden. In de literaire communicatie is het sj maar weinig gebruikt. Bekend zijn de gedichtenbundels Aruming melathi (De geur van de melatie, 1986) en Tetesing bun adi (Edele dauwdruppels, 1990) van de dichter Surianto, pseudoniem voor Ramin Hardjoprajitno.
De taal die hij gebruikt, is zijn eigen variant van het sj, wat hem door propagandisten ervan niet in dank wordt afgenomen, omdat zij vinden dat het sj een bestaande taal is die al duizenden sprèkers kent. Surianto zegt zelf:
‘Ik maak een blend, een vermenging tussen Surinaams Javaans en het Javaans dat gesproken wordt in Midden- en Oost-Java. Een tussenweg daarin. Vooral in poëzie zit ik te experimenteren met nieuwe dingen waarvan de effecten voor mij althans verrassend zijn. Poëzie is voor mij uitdrukking van kunst, daarin wil ik zoveel mogelijk barbarismen vermijden. Ik wil mijn gedachten en gevoelens in de meest oorspronkelijke taal, dus in het Javaans, zelf uitdrukken. Daarmee is het voor mij nog steeds een weg van zoeken, steeds een experiment. U gaat in die gedichten van mij zien dat ik ook zegswijzen uit het Surinaams Javaans daarin plaats, maar nooit die geleend zijn uit het Sranantongo, dat vermijd ik angstvallig.’ (Van Kempen, 1992:223).
| |
Wat is de positie van het Surinaams Javaans nu?
Het sj wordt gebruikt bij de primaire socialisatie en daarnaast fungeert de taal als medium voor cultuuruitingen, zoals wayang, ande ande lumut en ludrug.
Onder wayang vallen alle opvoeringen zowel met poppen als
| |
| |
met acteurs die hun verhaalstof ontlenen aan de uit Voor-Indië afkomstige heldendichten Mahabharata en Ramayana. In Suriname worden twee soorten gespeeld, de wayang wong en wayang kulit, het schimmenspel. De afgelopen jaren is de populariteit van deze laatste vorm afgenomen, omdat de taal van de dalang (de poppenspeler), het formele Javaans, de mensen niet meer aanspreekt. Ook hierin is in 1992 een wending gekomen met het debuut van een jonge dalang tijdens de viering van 102 jaar Javaanse immigratie. Deze dalang bracht zijn spel in de dagelijkse omgangstaal en daarmee heeft hij een aanzet gegeven tot deze positieve ontwikkeling. Ook bij de wayang wong (het Ramayana, het toneelspel met acteurs, het gedanste drama) is men begonnen het sj als toneeltaal te hanteren.
Deze cultuuruitingen, die verloren dreigden te gaan vanwege de moeilijk toegankelijke taal (basa), blijven nu wel behouden omdat de dagelijkse omgangstaal (ngoko) steeds meer gebruikt wordt en ze de mensen daardoor dus meer aanspreken.
Ande ande lumut is een ander soort toneelspel, dat ook heel geliefd is. Het betreft een bepaald verhaal, dat telkens anders wordt gespeeld en dat heel moraliserend is. De kern blijft dezelfde en ook de figuren.
Bij ludrug, dat we kunnen omschrijven als volkstoneel, worden taferelen uit het dagelijks leven op de planken gebracht. Hierbij wordt geput uit cultuurelementen zoals die uit Java zijn meegenomen door de contractanten, de taferelen worden evenwel aangepast aan de situatie in Suriname. Ludrug heeft veel belangstelling, omdat het sj het expressiemiddel is.
| |
Religie
De Javanen behoren in het algemeen tot drie geloofsovertuigingen, te weten de islam, het christendom en de traditionele (uit
| |
| |
Java meegenomen) religie. Deze laatste, de Agama Jawa, bevat veel hindoeïstische en boeddhistische elementen. De belangrijkste verenigingen van deze groep zijn de Pernatan Adat Djowo Rasul Suriname (padrs) en de Pusat Pirukunan Djowo Suriname (ppds). Deze groepen gingen zich in de jaren tachtig organiseren rond hun religie, omdat politieke activiteiten toen verboden waren. Deze twee kunnen als voorlopers beschouwd worden, er komen steeds meer organisaties bij.
De overeenkomst tussen de bovengenoemde religies is dat alle voor hun geloofsverbreiding gebruik maken van het sj. Bij godsdienstlessen waarbij de Koran uitgelegd wordt, gebeurt dat in het sj. De voorgangers mogen alleen Javaans spreken, zodat ze verplicht zijn zich daarin te scholen. De godsdienstleraren komen vaak uit Indonesië en kennen Javaans. Islamitisch godsdienstonderwijs heeft uitsluitend in het sj plaats.
De groepen die behoren tot de Agama Jawa, geven hiernaast ook lessen in het sj en in het Javaanse schrift (hono tjoroko). Bij de groepen die de christelijke godsdienst belijden, wordt uitsluitend het sj als voertaal gebruikt. Naast de kerkdiensten die ze organiseren, hebben ze ook zangboeken in het sj en vertalen ze ook het Nieuwe Testament erin.
Ook bij de media, vooral de radio, worden programma's in het sj verzorgd. Het betreft in deze vooral reclameboodschappen van advertentiebureaus.
De Vereniging Herdenking Javaanse Immigratie (vhji) heeft sinds haar oprichting voor de herdenking van het eeuwfeest een belangrijke bijdrage geleverd tot de bewustwording van het cultureel eigene. Daardoor is er een opleving gekomen, die opnieuw een stap gezet heeft op de weg in de ontwikkeling van het sj. Zij verzorgt thans nog een wekelijks radioprogramma, waarin de informele taal, het ngoko, wordt gebruikt en vanaf 1988 regelmatig
| |
| |
cursussen om de taal te leren. Daarnaast is er nog wat overheidsvoorlichting en zijn er nieuwsberichten van advertentiebureaus. Vermeldenswaard is ook het feit dat de Stichting Suriname Hindi Parishad - die zich voornamelijk bezighoudt met het propageren van de Hinditaal en cultuur - bij voldoende belangstelling cursussen sj en conversatielessen in die taal verzorgt.
| |
Conclusie
Uit hetgeen we hier geschetst hebben, kunnen we vaststellen dat het sj de periode voorbij is, waarin zijn sprekers onverschillig stonden tegenover hun taal en deze bewustwording is in het proces van de emancipatie van het sj zeer positief. Toch zullen we moeten blijven ijveren voor het behoud van het sj, ook al is het zo dat meer Javanen dan twintig jaar geleden hun eigen taal spreken en is het taalverlies naar ons oordeel enigszins tot staan gebracht. Daarnaast hanteren meer Javanen dan voorheen het Nederlands, wat het gevolg is van onderwijs tot in de verre distrikten en van verbetering van hun sociale positie.
We willen afsluiten met het onderstrepen van bovengestelde opvatting door een passage te citeren uit het meest recente verslag dat ons bekend is.
Teruo Sekimoto, hoogleraar in de antropologie aan de universiteit van Tokyo, zond het directoraat Cultuur van het ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling na een onderzoek (oktober/november 1992) onder de Javanen in Suriname The report of research on the Javanese in Suriname. Hij ondervroeg zijn informanten o.a. naar hun taalkeuze in het dagelijks leven, bij de religieuze beleving en bij de participatie aan culturele activiteiten. Ook na eigen waarnemingen komt hij tot de volgende conclusie:
‘More than twenty years ago, an Indonesian anthropologist, Dr. Parsudi Suparlan, conducted research among the Javanese in Suriname. He writes in his dissertation that elderly Javanese deplored degrading ability of speaking proper and polite Javanese
| |
| |
among their children and grand-children. But he also mentions that most Javanese spoke Javanese and some Sranan Tongo but only a very few could speak Dutch. Twenty years after his observations, I have found that Javanese language in this country has further changed. It is true that still a lot of elderly and middle-aged Javanese speak Javanese as it was decades ago in their daily conversations. But more and more Javanese are now speaking Javanese mixed with a lot of borrowed Dutch in a course of conversation. Even in villages in districts, young mothers often talk to their small children in Dutch. A lot of young Javanese feel that they cannot speak proper Javanese.’ (1992:3).
Het sj is een nationale taal en daarom moet een stimuleringsbeleid gevoerd worden. De spelling ervan is sedert 1986 officieel, maar de overheid heeft daarna weinig gedaan aan het behoud van het sj. Sinds het afgelopen jaar zijn er programma's van het Bureau Regerings Woordvoerder (brw) in het Sranan en het Sarnami (nieuwsberichten via de Surinaamse Televisie Stichting), maar niet in het sj, terwijl het aantal sprekers een niet te verwaarlozen groep is.
Nationale talen hebben een belangrijke culturele waarde en we hopen dat de overheid in de toekomst een beleid zal voeren, waarin ze deze erkent.
| |
Geraadpleegde literatuur
| Adhin, J.H. 1964. Geromaniseerde spelling van het Sarnami-Hindustani. Paramaribo. |
| |
| Cikal, nr 1-4. 1982-1984. Kalawarti Jawa Suriname. |
| |
| Gooswit, S.M. 1990. Soeki Irodikromo, Surinaams penseel en tyanting schilder. OSO, 2:73-82. |
| |
| Groeneboer, K. 1992. Djalan ke barat - Weg tot het westen. Concept proefschrift. Leiden. |
| |
| Hoefte, R. 1990. De beeldvorming omtrent de Javaanse cultuur. OSO 2:7-18. |
| |
| |
| Indonesia 1992, an official handbook. |
| |
| Javaanse vertellingen uit Suriname, deel 1, 2 en 3. Samenstelling en vertaling J.J. Sarmo en H.D. Vruggink. Paramaribo, 1983 en 1988. |
| |
| Kempen, M. van en M. Szulc-Krzyzanowski. 1992 Woorden die diep wortelen. Amsterdam. |
| |
| Kiewik, I. 1985. Koloniale taalpolitiek. Doctoraalscriptie. Utrecht. |
| |
| Meerjaren Ontwikkelingsprogramma, 1976. Suriname Jaarplan, 1977. Paramaribo. |
| |
| Sekimoto, T. 1992. The report of research on the Javanese in Suriname. Paramaribo. |
| |
| Spellingscommissie Jawa Suriname. 1986. Paramaribo. |
| |
| Vruggink, H. 1985. Het Surinaams Javaans: een introduktie. OSO, 1:53-62. |
| |
| Vruggink, H. 1987. Verjavaanste toponiemen in Suriname en hun herkomst. OSO, 1:35-48. |
| |
| Vruggink, H. 1990. De officiële spelling van het Surinaams Javaans. OSO, 2:38-40. |
|
|