10
Iemand wordt in zijn kamer opgesloten met bevel zichzelf te onthoofden. Wegens zwaar vergrijp natuurlijk. (Kwantitatief zwaar, de kwalitatieve maatstaf om de ernst van een misdrijf te bepalen is voorbijgestreefd. Te subjektief. Ergens één jaar, dat is meer dan een half millioen minuten te laat op een afspraak verschijnen is zeker een grotere wandaad dan het vermoorden van een mens, waar slechts een paar sekonden van waarlijk slechte wil mee gemoeid zijn. Bijvoorbeeld.)
De kwantitatieve boosdoener zit dus achter slot. Met de bekende opdracht. Hij komt er niet uit of hij moet zichzelf een kopje kleiner hebben gemaakt! Geen karwei dat meevalt deze zelfonthoofding. Hoe scherp ook het mes, een soort vruchten- of kaasmes maar dan voor reuzenperen of molensteengrote camemberts, getand lemmer ruim een meter lang, heft naar verhouding, te hanteren als een hakzwaard. Kwasiverstrooid, om tijd te winnen, wordt de scherpte van dit wapen geprobeerd op armen en benen. Ze gaan er makkelijk genoeg af. Maar het hoofd! Dat wordt maar uitgesteld. Dagen. Weken soms. En de man met huisarrest krijgt al die tijd geen hap te eten of te drinken. Er is geen sprake van dat het lemmer niet als vanzelf door de schrikachtige hals zou gaan. Het ware zó gebeurd! Maar nee. Zelfs voor geen duik in koud water ziet men zo treuzelen. Vreemd om vast te stellen deze banale, ja sentimentele gehechtheid aan een onderdeel van de eigen anatomie.