Zij zingen(1928)–Willem Gijssels– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] Het eerste schot Een hazeken te knagen zat Zoetsappig aan een groenselblad. Een jagerken te loeren lag En de oor en van het haasken zag. Gemikt, een knal, en pif, poet, paf, Een groenkool vloog daarginder af. Het hazeken was hem te glad En koos intijds het hazenpad. De kool is zeker 't schot niet weerd Zei 't jagerken te laat geleerd. Maar algelijk mijn eerste schot, Geeft mij een kool voor hutsepot. Vorige Volgende