drukte gelegenheidsgedichten. Dateringen werden slechts opgenomen wanneer ze in de basistekst aanwezig zijn. De ondertekening door Gezelle (voluit of met initialen) op het manuscript of in de gepubliceerde versie is weggelaten uit de leestekst, maar wordt wel telkens vermeld in het commentaar. Naar gedichten zonder titel wordt in de commentaar verwezen via de eerste regel, die tussen scherpe haken wordt geplaatst.
De basistekst heeft, afgezien van de correctie van drukfouten of evidente schrijffouten, zo weinig mogelijk ingrepen ondergaan. In principe wordt er dan ook niet herspeld. Dat geldt voor de gebundelde poëzie, waar als basistekst de ultima manus Verzamelde dichtwerken (1892-1897) geldt, maar ook voor de ongebundelde en nagelaten gedichten. Dat houdt in dat teksten uit de periode vóór 1865 de spelling behouden met y, ae en gt. Op die manier blijven in de ongebundelde en nagelaten teksten de verschillen in en de evolutie van Gezelles spellingspraktijk behouden. Een uitzondering werd gemaakt wanneer de spelling binnen één manuscript inconsequenties vertoont. In dat geval hebben we, om een schone leestekst te bekomen, de spelling wel uniform gemaakt. Dat gebeurde bijvoorbeeld in ‘Ik droome alreê’, een casus waarin Gezelle bij de opmaak van het nethandschrift de intentie had aa en ij te spellen, maar dit niet consequent tot het einde toe doorvoerde. In de handgeschreven nagelaten gedichten herspelden we ook de localisering ‘Kortryk’ tot ‘Kortrijk’, aangezien Gezelle in het corpus van de gedichten wel consequent de lange ‘ij’ spelt.
Bij oudere gedichten wordt het gebruik van de beginhoofdletter bij elk vers gehandhaafd. Bij de toevoeging of weglating van leestekens is in de categorie ongebundelde en nagelaten gedichten de grootste omzichtigheid aan de dag gelegd. Opvallend in Gezelles late manuscripten is het doordachte, veelvuldige, en naar ons hedendaags aanvoelen onverwachte gebruik van komma's. Die hebben we frequenter dan in vroegere Gezelle-edities behouden. Leestekens zijn slechts dan toegevoegd wanneer dit onontbeerlijk is voor een correcte interpretatie van de tekst of om een syntactische incongruentie te voorkomen.
Speciale aandacht ging uit naar een correcte weergave van Gezelles verfijnde typografie. In talrijke gevallen (bijvoorbeeld ‘Ik droome alreê’, ‘Ego flos’ en ‘Sint-Jansvier’) zijn de in- en uitsprongen in vroegere edities immers te weinig gemarkeerd, waardoor de door Gezelle beoogde typografische effecten geneutraliseerd worden.
De ingrepen worden op de volgende manier gepresenteerd. Na het regelnummer volgt de gecorrigeerde tekst, het teken < en vervolgens de oorspronkelijke tekst. Bij ingrepen in de leestekens wordt het woord dat aan het leesteken voorafgaat ook vermeld; soms wordt meer context gegeven