Gezelle Brevier(1924)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] In speculo. Hoe kan dit zijn, O Schepper van hierboven, dat ik u maar en zie als in een' glans, als in een glas te zelden onbestoven van doom en stof en nooit geheel en gansch? Zoo Gij bestaat, en God zijt, moet het wezen dat ik U zie: dat, zonder doek, entwaar, ik schouwen kan en, schouwende, in 't nadezen vanbij U zie en eeuwig op U staar! Hoe kan dat zijn! om niet en is gegeven, uit Uwe hand, het leefvermogen, dat [pagina 9] [p. 9] mij zuchten doet en zoeken, naar een leven, dat alle goed in 't zien van U, bevat! Daar komt toch eens, ten Oosten uit, een dagen, een dageraad, eene eeuwigheid, die niet meer weg en kan noch weder, noch vertragen het zielgezucht, dat zoekt en niet en ziet. Mijn ooge zal eens vol U zien, en varen zoo 't druppelken in zee, dat is versmoord: zij zal U zien, verafgrond in de baren der ziende zee, die bedde heeft, noch boord! Vorige Volgende